direct naar inhoud van 3.4 Archeologie
Plan: Hoogland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00048-0301

3.4 Archeologie

3.4.1 Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (als onderdeel van de Monumentenwet 1988) in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) in de Nederlandse wetgeving opgenomen.

3.4.2 Archeologische beleidskaart

In 1988 heeft de gemeenteraad van Amersfoort zogenaamde 'Archeologisch Belangrijke Plaatsen' (ABP's) aangewezen. Dit zijn gebieden en terreinen waar archeologische waarden worden verwacht, op grond van vondsten, historische vermeldingen en geomorfologische verschijnselen. In lijn met de nieuwe archeologiewetgeving is de Amersfoortse ABP-kaart omgezet in een archeologische beleidskaart waar per gebied wordt aangegeven hoe moet worden omgegaan met de archeologie bij het ontwikkelen en uitvoeren van plannen / bodemverstorende projecten (28 september 2010 vastgesteld door de gemeenteraad).

De nieuwe beleidskaart kent een onderverdeling in gebieden met verschillende kleuren. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Zo zijn er gebieden die daadwerkelijk waardevol zijn en daardoor een hoge archeologische verwachting hebben en andere gebieden hebben een middelmatige of zelfs lage archeologische verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00048-0301_0014.jpg"

Uitsnede uit de Archeologische beleidskaart

Bescherming per gebied

Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet wordt in bestemmingsplannen een regeling ten aanzien van de archeologische monumenten opgenomen, voor zover die al niet (anderszins) zijn beschermd via de Monumentenwet.

Regeling in bestemmingsplan

Gezien de daarbij betrokken belangen en de wettelijke plicht (artikel 3.1.6, lid 2, onder a van het Besluit ruimtelijke ordening) om in de bestemmingsplannen nadrukkelijk rekening te houden met archeologie wordt in voorkomende gevallen gekozen voor een dubbelbestemming. Dit brengt goed tot uitdrukking dat archeologie op zichzelf dient te worden beoordeeld en ten opzichte van de medebestemming van primair belang is.

De dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik, dat functioneert naast (of boven) de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.

3.4.3 Archeologie in relatie tot het bestemmingsplan

Binnen het plangebied bevinden zich geen wettelijk beschermde archeologische monumenten. Wel zijn er gebieden met archeologische waarden en verwachtingen.

Archeologische waarden
Binnen het plangebied ligt een Archeologisch Waardevol gebied, van hoge archeologische waarde (Archeologie A1): historisch boerderij De Bosserdijk met oprijlaan. De Bosserdijk gaat in de historische bronnen terug tot in de 13de eeuw.

In geval van ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm dient voorafgaand een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Archeologische verwachtingen

In het plangebied bevinden zich gebieden met hoge archeologische verwachting (Archeologie A2): de zuidelijke helft van het bestemmingsplangebied heeft de hoge archeologische verwachting, omdat het hier gaat om een dekzandrug. Bodemkundig wordt dit soort gronden vaak gekenmerkt door een dik cultuurdek, waardoor de archeologische resten goed bewaard kunnen zijn. De hoge verwachting geldt voor zowel jager-verzamelaars als voor landbouwers. In de omgeving van het plangebied zijn vondsten uit de prehistorie en Middeleeuwen gedaan.

In geval van ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 100 m² dient voorafgaand een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Een gebied met middelhoge archeologische verwachting (Archeologie A3) bevindt zich aangrenzend (ten noorden van het gebied met hoge verwachting). Hier ligt de flank van de hier bovengenoemde dekzandrug en geldt een middelhoge verwachting voor vindplaatsen van prehistorische bewoning. Zowel sporen uit de prehistorie als uit de Middeleeuwen zijn in de omgeving in soortgelijke bodems gedaan.

In geval van ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 500 m² dient voorafgaand een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Het noorden van het bestemmings plangebied heeft een lage archeologische verwachting (Archeologie A4). Dit gebied bestaat uit lage en vrij natte gronden, die in het verleden minder geschikt waren voor bewoning. Hier zijn lage verwachtingen voor nederzettingssporen uit de prehistorie; archeologische sporen uit vooral de late Middeleeuwen zijn in de omgeving wel gevonden.

In geval van ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 10.000 m² dient voorafgaand een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.