Plan: | Entreegebied De Wieken Zuid |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00104-0301 |
Voorliggend bestemmingsplan 'Entreegebied De Wieken Zuid' maakt deel uit van het bedrijventerrein De Wieken-Vinkenhoef en is gelegen in de zuidoostelijke oksel van het verkeersknooppunt Hoevelaken. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan wordt begrensd door de Hogeweg in het zuiden, de Energieweg in het westen, de Wiekenweg en een aansluitend bedrijventerrein in het noorden en De Schakelaar met een aansluitend stukje bedrijventerrein in het oosten.
Afbeelding : Entreegebied De Wieken-Zuid
Het bestemmingsplan 'Entreegebied De Wieken Zuid' vormt het planologisch-juridische kader voor:
1. De aanleg van een rotonde in de Wiekenweg en het aanpassen van de aansluitende wegvakken.
2. De bijstelling van de bouwregels en de beeldkwaliteit voor de inrichting van het Entreegebied ter grootte van ca. 1,4 hectare.
Door alle nieuwe bestemmingsplannen volgens een uniforme systematiek op te stellen binnen de kaders van het Handboek bestemmingsplannen, wordt uniformiteit in kaartbeeld en planregels bewerkstelligd, waardoor de rechtszekerheid en de praktische hanteerbaarheid van de bestemmingsplannen wordt vergroot.
Tevens wordt voldaan aan de verplichting tot digitalisering en digitaal gebruik van de bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan is conform de IMRO-standaard (informatie model ruimtelijke ordening) vervaardigd. Hierdoor is het bestemmingsplan eenvoudig in te brengen in het gemeentelijk (raadpleeg-)systeem en kan het bestemmingsplan op een eenvoudige wijze worden uitgewisseld met andere overheden zoals de provincie. De nieuwe digitale systematiek heeft weliswaar gevolgen voor het vertrouwde kaartbeeld en de opbouw van de regels, maar sluit naadloos aan bij de huidige eisen die aan een bestemmingsplan worden gesteld.
Het bestemmingsplan “Entreegebied De Wieken Zuid" maakt deel uit van het bedrijventerrein De Wieken-Vinkenhoef en is gelegen in de zuidoostelijke oksel van het verkeersknooppunt Hoevelaken. Het gebied wordt begrensd door de Hogeweg in het zuiden, de Energieweg in het westen, de Wiekenweg en een aansluitend stuk bedrijventerrein in het noorden en De Schakelaar met een aansluitend stukje bedrijventerren in het oosten.en een aansluitend bedrijventerrein in het noorden en De Schakelaar met een aansluitend stukje bedrijventerrein in het oosten.
Globale weergave plangebied
Binnen het plangebied geldt op dit moment het volgende bestemmingsplan:
Naam plan | Raad | ABRvS | |||||
Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen | 25 juni 2013 | 4 juni 2014 |
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding (voorheen:plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting begint met een beschrijving van de bestaande situatie en beleidskaders in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt een planbeschrijving gegeven. De omgevingsaspecten (milieuaspecten) worden in hoofdstuk 4 uiteengezet. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 5. Tot slot behandelt hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
De verschillende percelen in voorliggend plangebied moeten nog ingevuld worden, de feitelijke situatie is dat het bestemmingsplan betrekking heeft op een nog braakliggend te ontwikkelen gebied. Het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen" (2013) is van toepassing op de bestaande situatie.
Volgens dit recent onherroepelijk geworden bestemmingsplan zijn de percelen onder meer bestemd voor bedrijven in de categorie 1 tot en met 3.2. (zoals aangeduid in de Staat van Bedrijfsactiviteiten), gemengde doeleinden waarbij naast bovengenoemde bedrijven ook vrijetijdsvoorzieningen, een partycentrum en horeca zijn toegestaan.
Hieronder een uitsnede van het genoemde bestemmingsplan waarbij de plangrens globaal in geel is aangegeven.
Uitsnede geldend bestemmingsplan
Het beleid van de gemeente voor voorliggende percelen is benoemd in het geldende bestemmingsplan "Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen" (vastgesteld juni 2013 en grotendeels onherroepelijk). Vanwege de beperkte omvang van de ontwikkeling ten opzichte van de bestaande planologische situatie (aanpassing van de verkeersontsluiting, bouwregels en beeldkwaliteitseisen) is een beschrijving van het rijks- en provinciale beleid achterwege gelaten.
Vanwege de genoemde beperkte omvang van de afwijkingen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan is voor het gemeentelijk beleid gebruik gemaakt van het geldende bestemmingsplan met - waar nodig - aanvullingen toegesneden op de concrete situatie.
De relevante omgevingsaspecten komen aan de orde in hoofdstuk 4.
In juli 2013 heeft de raad de Structuurvisie Amersfoort 2013 vastgesteld. In deze Structuurvisie wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Amersfoort geschetst en wordt een samenhangend ruimtelijk ontwikkelingsperspectief met een nieuwe sturingsfilosofie geboden. In de Structuurvisie worden de mogelijke rollen van de gemeente in de uitnodigingsplanologie beschreven in het veranderende speelveld van gebiedsontwikkeling. Door de "Amersfoort Principes" te koppelen aan een specifieke gebiedsontwikkeling kan de raad richting geven aan een ontwikkeling. Daarbij is maatwerk van belang en zal de gemeente per ontwikkeling haar rol moeten kiezen. Dit ontwikkelingsperspectief dient als ontwikkelings- en als toetsingskader voor de gemeente Amersfoort.
In het Coalitieakkoord 2014-2018 geeft het college aan op welke manier ze zich gaat inzetten voor de stad voor de korte en de lange termijn. Onder het motto "Samen maken we de stad" gaat de coalitie samenwerken met de voltallige raad, met de stad en de regio. Dichtbij elkaar en steeds in gesprek over wat nodig is voor een economisch-vitale, veilige en zorgzame stad.
Voor wat betreft de economische agenda wordt ingezet op het behoud van de huidige werkgelegenheid en de acquisitie van nieuwe bedrijven. De ambitie is uitgesproken om samen met de regio op een creatieve wijze op te trekken bij het realiseren van werkgelegenheid. De coalitie wil vestigingsmogelijkheden op bedrijventerreinen verruimen, met oog voor de belangen van de detailhandel in de binnenstad en op het Eemplein. Naast werving van nieuwe bedrijvigheid zal het college werken aan een goede samenwerking met de gevestigde bedrijven en instellingen. De bestemming van bedrijventerreinen en winkelpanden wordt meer flexibel, zodat bedrijfsaanpassingen in de vorm van bijvoorbeeld groei en krimp sneller gevolgd kunnen worden.
In de Visie Werklocaties (2013) wordt de ambitie uitgesproken om nadrukkelijk een woon- én werkstad te blijven met een goede balans tussen wonen en werken. Met een0 vestigingsbeleid voor werklocaties streeft de gemeente Amersfoort naar optimale ruimtelijke randvoorwaarden voor bedrijvigheid. Centraal staat het uitgangspunt dat zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan initiatieven uit de stad.
Op 17 december 2013 heeft de gemeenteraad de Nota ‘Ruimte voor Ondernemen – Actualisatie vestigingsbeleid Visie Werklocaties’ vastgesteld waarmee verdere functieverruiming mogelijk wordt gemaakt.
Amersfoort behoort nog altijd tot de economisch meest sterke regio's van Nederland, maar economische groei is geen automatisme. Ondernemende mensen met initiatieven moeten nog meer ruimte krijgen om deze te ontplooien. Sleutelbegrip is flexibiliteit. Functieverruiming blijft dan ook het uitgangspunt van het vestigingsbeleid. Dit past binnen het principe van uitnodigingsplanologie, zoals dat is uitgewerkt in de Structuurvisie Amersfoort 2030.
De Wieken Zuid: modern, functioneel bedrijvenpark in ontwikkeling.
De Wieken Zuid is een modern, functioneel bedrijvenpark, vooral voor bedrijfsruimte.
Het Entreegebied maakt onderdeel uit van het bedrijventerrein De Wieken Zuid en neemt een bijzondere positie in. Het Entreegebied is een belangrijke zichtlocatie en daarmee het "visitekaartje" voor het gebied De Wieken en voor de stad. Om deze bijzondere positie te benutten zijn de functies voor het Entreegebied in het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' reeds verruimd, zodat er een goede functiemenging binnen deze kavel kan plaatsvinden. Het betreft de toevoeging van leisure, een partycentrum en de uitbreiding van het horecaprogramma, naast de bestaande mogelijkheid van een brandstofverkooppunt en een reclamemast.
In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de Ladder voor duurzame verstedelijking. De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:
1. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;
2. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
3. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).
Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe bouwmogelijkheden (t.o.v. de bestaande planologische mogelijkheden). Er is dan ook geen sprake van een nieuwe stedelijke ruimtevraag. Ten opzichte van de bestaande bouwmogelijkheden is er geen sprake van een feitelijke uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied (bestaand stedelijk gebied wordt in het Besluit ruimtelijke ordening als volgt gedefiniëerd: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur).
Aan het doorlopen van de stappen van de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt dan ook niet toegekomen.
Op 10 september 2013 heeft de raad Het Verkeer- en Vervoerplan 2030 vastgesteld. Dit plan biedt een plankader voor het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Amersfoort met een visie voor de periode tot 2030. Een Verkeer en Vervoerplan is noodzakelijk, omdat juist bij beperkte (financiële) mogelijkheden het belangrijk is om initiatieven van derden optimaal te kunnen benutten en de eigen middelen zo effectief mogelijk in te kunnen zetten.
Om Amersfoort ook in de toekomst bereikbaar te houden, wordt ingezet op een integraal mobiliteitsbeleid en een multifunctioneel maatregelenpakket. De maatregelen voor verbetering van infrastructuur en vervoer die als gevolg van eerdere besluitvorming al voorzien zijn (o.a. het pakket VERDER) blijven onverkort van kracht.
Aanvullend worden in het kader van dit Verkeer en Vervoerplan (het VVP) nu activiteiten en maatregelen gepresenteerd die de toekomstige bereikbaarheid en mobiliteit in de stad en regio ‘sturen’ in de richting van keuzevrijheid in de mogelijkheden voor reizen en in de richting van alternatieve mogelijkheden ter vervanging van huidige autoverplaatsingen. In de stedelijke omgeving ontbreekt immers veelal de ruimte om te komen tot nog verdere vergroting van de autoinfrastructuur zonder de kwaliteit van de stedelijke leefomgeving en de leefbaarheid in de stad in hoge mate aan te tasten.
Daarom wordt ingezet op een meer duurzame benadering van mobiliteit, waarbij de gebruiksmogelijkheden voor fiets en openbaar vervoer worden vergroot en het beheer en de inrichting van de openbare infrastructuur (inclusief parkeervoorzieningen) wordt afgestemd op de opnamecapaciteit van de verschillende stadsdelen. Dit betekent dat vooral aan de stadsranden de goede doorstroming van de auto wordt geaccommodeerd. In de meer centrale stadsdelen wordt ingezet op bereikbaarheid per fiets en bus. In regionaal verband wordt autobereikbaarheid weliswaar gegarandeerd, maar wordt door onder andere de realisatie van nieuwe fietssnelwegen ingezet op substitutie van autogebruik, waar mogelijk.
In de Nota Parkeernormen zijn specifieke parkeernormen geformuleerd voor diverse functies. Ze geven een indicatie van het aantal auto's dat bij een bepaalde functie geparkeerd wordt in een bepaalde tijdsperiode. De normen worden gebruikt bij nieuwbouwsituaties of bij functiewijzigingen. In de parkeernormen wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen in het autobezit. Parkeren moet indien mogelijk zo veel mogelijk op eigen terrein plaatsvinden, zodat een ontwikkeling niet of zo min mogelijk zorgt voor extra parkeerdruk in het openbaar gebied. De belangrijkste voorwaarde is dan ook dat het aantal parkeerplaatsen volgens de norm moet worden aangelegd.
Volgens de Woningwet moeten bouwwerken waarvoor een vergunning nodig is, voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Welke eisen dit zijn heeft de gemeente vastgesteld in de Welstandsnota. Het doel van de nota is om zoveel mogelijk vrijheid te geven om bouwplannen uit te voeren, maar daarnaast de stad haar eigen karakter te laten behouden en zo veel mogelijk te versterken. Met het beeldkwaliteitsplan voor het Entreegebied De Wieken Zuid doet de gemeente een aanvulling op de welstandsnota.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.
In het gebied is er sprake van een aantal ruimtelijke ontwikkelingen, dat maakt dat de ruimtelijke kaders, zoals deze voor De Wieken Zuid in de vigerende beleidskaders zijn neergelegd, actualisatie behoeven. De ontwikkeling van het bedrijventerrein De Wieken / Vinkenhoef blijft achter. Deze tendens heeft zich een aantal jaren geleden ingezet en is onder meer een direct gevolg van de verslechterde economische situatie, waar Nederland in verkeert. Onderzoek wijst uit dat er maatregelen nodig zijn om de ontwikkeling van het bedrijventerrein in de huidige marktsituatie uit het slop te trekken.
Zo blijkt minder vraag te zijn naar hoogwaardige locaties en blijkt een grotere vraag te zijn naar gemengde en functionele bedrijfsterreinen. Het aanbod in het bedrijventerrein De Wieken / Vinkenhoef sluit hier niet op aan. Mede daardoor is het hoogwaardige architectonische beeld en de intensieve bebouwingsvorm, welke in de randzone en in het Entreegebied worden nagestreefd, in de huidige markt moeilijk haalbaar.
Hiernaast is in het vigerende bestemmingsplan de bestemming van het Entreegebied verruimd; het is niet langer alleen bestemd voor bedrijven, maar ook voor leisure en horeca. Het vigerende beeldkwaliteitsplan is nog wel gebaseerd op enkel een bedrijfsbestemming en bijbehorende bouwregels en vraagt om die reden om een bijstelling.
Eén en ander hangt samen met een vraag vanuit de markt naar ruimte voor een dergelijk programma. Door de verruiming van het programma ontstaat een meer gedifferentieerd voorzieningenaanbod en een aantrekkelijker en herkenbaarder Entreegebied voor De Wieken Zuid. Echter, met een dergelijke bijstelling van het programma is het oorspronkelijk nagestreefde bebouwingspercentage voor het Entreegebied van minimaal 40 / 60% en maximaal 80% niet meer haalbaar.
Door de bovengemiddelde verkeersontwikkeling van De Wieken Zuid moet bovendien de infrastructuur worden herbezien. Op dit moment staat vast dat met de huidige geplande uitbreidingen de capaciteit van de ontsluiting van de Wieken onvoldoende is. Dit laatste er van uitgaand dat de verkeersproductie van de nog in te vullen kavels eenzelfde omvang zal laten zien als de reeds ontwikkelde kavels. Dit betreft met name het kruispunt van de Wiekenweg met De Schakelaar en de aangrenzende wegvakken.
De noodzakelijke aanpassing van de infrastructuur heeft ruimtelijke implicaties voor de aangrenzende (nog uit te geven) kavels, waaronder het Entreegebied. Deze actuele ontwikkelingen vragen om het bijstellen van de ruimtelijke ambities voor het gebied en om het zwaarder aanzetten van een landschappelijk kader. Dit laatste om de gewenste mate van ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid van de ontwikkelingen te borgen.
In het beeldkwaliteitsplan "Landschappelijk en Stedenbouwkundig Kaderplan Entreegebied de Wieken" wordt dit beschreven.
In dit nieuwe bestemmingsplan zijn de actuele beeldkwaliteitseisen en de nieuwe verkeersoplossing voor het kruispunt van de Wiekenweg met De Schakelaar vastgelegd. Naar verwachting ontstaat hierdoor een aantrekkelijker en herkenbaarder entreegebied voor De Wieken-Zuid. Dit gedifferentieerde voorzieningenaanbod sluit beter aan op de vraag vanuit de markt. Door de aanpassing van de verkeersontsluiting verbetert ook het vestigingsklimaat en het imago van De Wieken Zuid.
Belangrijke wijzigingen in de infrastructuur van het gebied op het hoogste schaalniveau zijn de verbreding van de A28, de reconstructie van het verkeersknooppunt Hoevelaken (2019 - 2024) en de afwikkeling van het stedelijke verkeer van de Hogeweg in de richting van de A1 via de Energieweg. Een andere wijziging is de verdubbeling van de Energieweg en de kortsluiting, onder de A28 door, van de Outputweg op de Energieweg. In samenhang hiermee is besloten voor het zuidelijk deel van de Outputweg, parallel aan de A28, eenrichtingsverkeer te introduceren in zuidelijke richting. Dit laatste om de A28 voor autoverkeer vanuit de Hoef richting Utrecht zo direct mogelijk, bereikbaar te houden. Een laatste wijziging in de infrastructuur speelt op detailniveau en betreft verschillende kruispunten binnen De Wieken Zuid, zoals het kruispunt van de Wiekenweg met De Schakelaar.
De aanleg van een rotonde in de Wiekenweg en het aanpassen van de aansluitende wegvakken.
Zoals in de inleiding werd beschreven loopt de capaciteit van de huidige verkeersontsluiting van de Wieken-Zuid (kruispunt Wiekenweg met De Schakelaar) tegen zijn grenzen aan nog voordat het gebied volledig is uitontwikkeld. Ten opzichte van eerdere prognoses is er sprake van een bovengemiddelde verkeersproductie. Dat heeft mede te maken met het feit, dat het bedrijventerrein een aantrekkelijke vestigingsplaats is voor logistieke en andere verkeersaantrekkende bedrijven.
Aan de hand van een verkeersonderzoek is de noodzaak van een aanpassing van de verkeersontsluiting van De Wieken Zuid in beeld gebracht. Op basis van dit onderzoek is een aantal varianten voor de verkeerkundige aansluiting van de Wiekenweg op De Schakelaar onderzocht en gewogen. Hierbij is uiteindelijk gekozen voor de variant met een rotonde in de Wiekenweg met een aanpassing van de aansluitende wegvakken.
Door het nieuwe bestemmingsplan wordt de aanleg van de rotonde in De Wieken-Zuid mogelijk. Hierdoor ontstaat een duurzame verkeersoplossing, niet alleen zolang het gebied in ontwikkeling is, maar ook in de periode daarna.
De gemeenteraad is met raadsinformatiebrief 2014-034 geïnformeerd over het aanpassen van de verkeersontsluiting en de aanleg van een rotonde in De Wieken Zuid.
Afbeelding: impressie Entreegebied met rotonde
Benodigde aanpassingen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan:
De rotonde en de toevoeging van een extra uitvoegstrook op de Wiekenweg vragen meer ruimte dan binnen de huidige bestemming is voorzien. Om dit mogelijk te maken wordt het gebied met de verkeersbestemming daarom wat groter dan in het geldende bestemmingsplan (in plaats van bestemmingen Bedrijventerrein en Groen).
De bijstelling van de bouwregels en de beeldkwaliteit voor de inrichting van het Entreegebied ter grootte van ca. 1,4 hectare.
Om ook een goede ruimtelijke kwaliteit van het gebied te kunnen waarborgen bij de verruiming van de functies (leisure en een groter volume horeca in het programma) en de positionering van een brandstofverkooppunt in het Entreegebied is er een aanpassing van de bouwregels en beeldkwaliteitseisen nodig. In het beeldkwaliteitsplan zijn voor het brandstofverkooppunt ook regels opgenomen ten aanzien van de beeldkwaliteit van het nieuwe gebouw en de inpassing daarvan in de omgeving.
De functieverruiming is ingezet in de Visie Werklocaties en onherroepelijk vastgelegd in het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein e.o. en snelwegen' (vastgesteld op 25 juni 2013).
In voorliggend bestemmingsplan worden gewijzigde regels ten aanzien van bouwen (oriëntatie, hoogte en bebouwingsdichtheid) en beeldkwaliteit (architectuur gebouwen, landschappelijke inrichting buitenruimte) vastgelegd.
Voor dat laatste is aan het bestemmingsplan beeldkwaliteitsplan Entreegebied De
Wieken Zuid toegevoegd welke als bijlage 1 is opgenomen bij de toelichting.
Beide plannen (bestemmingsplan en beeldkwaliteitsplan) gaan gezamenlijk in procedure. Na vaststelling van het beeldkwaliteitsplan door de raad wordt dat plan mede toetsingskader voor de welstandaspecten van de gebiedsontwikkeling.
Benodigde aanpassingen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan
De bestemming van het Entreegebied verandert dus niet. De hoogte van het geldende bestemmingsplan is aan de zijde van de Hogeweg eerst minimum 6 en maximum 9 m en verder op de kavel minimum 6 en maximum 15 m. Dit verandert in de gehele kavel naar minimum 4,50 m en maximum 9 m. op deze manier wordt er meer aangesloten bij de bebouwingskarakteristiek van de “groene boorden”, het overgangsgebied tussen het bedrijventerrein en het buitengebied (Bloeidaal). Daarnaast is het bouwvlak kleiner en wordt de maximale bebouwingspercentage 50 % in plaats van 35 %.
In dit hoofdstuk worden de omgevingsaspecten besproken die van belang zijn voor het bestemmingsplan. Vanwege de beperkte ontwikkeling ten opzichte van de geldende planologische mogelijkheden is ook de omvang van dit hoofdstuk beperkt.
De volgende aspecten komen aan de orde:
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Het Nationale Waterplan (NWP) is de opvolger van de vierde nota waterhuishouding en geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. Het NWP is het rijksplan voor het waterbeleid. het NWP beschrijft de maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten woren om Nederland ook voor de toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. De doelstelling van het plan is: een veilig en bewoonbaar land. Het plan geeft de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer in de provincie Utrecht aan.Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het thema “water als ordenend principe” loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied,er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen.
In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Veluwe zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van het Waterschap voor de komende zes jaar. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.
Het Waterplan Amersfoort 2005-2015 is het kader voor integraal en duurzaam waterbeheer in Amersfoort. Het plan is gezamenlijk opgesteld door de Gemeente Amersfoort, Waterschap Vallei & Veluwe en Vitens. Het Waterplan Amersfoort is gebaseerd op een integrale beschouwing van het systeem van oppervlaktewater, ondiep grondwater en de waterketen vanaf de inzameling van afvalwater tot en met de zuivering van afvalwater. Aan de hand van drie streefbeelden wordt geschetst hoe het waterbeheer er in 2030 uit zou moeten zien: water met allure, water van de wijk en water voor natuur. Het gaat hierbij met name om het oppervlaktewatersysteem en het ondiepe grondwater en de interactie tussen de waterketen en het oppervlaktewatersysteem.
De afgelopen planperiode 2007-2011 werden de 'Wet gemeentelijke watertaken' en de Waterwet van kracht. Met deze wetten zijn de gemeentelijke watertaken verbreed en hebben gemeenten de zorgtaak gekregen voor het:
De beleidsmatige invulling van deze (verbrede) gemeentelijke watertaken wordt vastgelegd in het wettelijke verplichte gemeentelijke rioleringsplan (Wet milieubeheer, artikel 4.22), daarom ook wel het 'verbreed gemeentelijke rioleringsplan' genoemd.
Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.
Voor het plan de Wieken is, mede in verband met de ontwikkeling van het Entreegebied, op 20 juni 2014 een nieuw waterstructuurplan gemaakt. Dit plan is gestuurd naar het Waterschap Vallei en Veluwe. Ten behoeve van de uitvoering wordt een reguliere vergunning aangevraag.
In dit plan is waterberging en waterdoorvoer opgenomen binnen het Entreegebied (in de bestemming Groen). Dit wordt gerealiseerd door de waterpartij langs de Energieweg en duikers (diameter/opening van 1000 mm) langs de Hogeweg.
Hemelwater
Het is van belang dat het grondwater wordt beschermd tegen vervuiling, ook in stedelijk gebied. Om hieraan bij te dragen mogen bij ruimtelijke ontwikkelingen geen uitloogbare materialen worden gebruikt zoals koper, lood, zink en geïmpregneerd hout op plekken waar die met regenwater in aanraking kunnen komen.
Grondwater
De grondwaterstand in het Entreegebied De Wieken Zuid zit het jaar door tussen de 0,70 (natte periode) en 1,50 (droge periode) meter onder het maaiveld.
Onderzoek naar klimaatgevolgen heeft uitgewezen dat de grondwaterstand ten gevolge van klimaatontwikkelingen op verschillende locaties in Amersfoort nog zo'n 20 tot 30 cm gaat stijgen. In onderstaand figuur is het worst case scenario te zien voor Amersfoort.
Voor nieuwe ontwikkelingen geldt dat deze zo moeten worden geordend en ingericht dat dit past bij de bestaande grondwaterstanden.
Riolering
De ontwikkeling van het Entreegebied De Wieken Zuid mag geen negatieve invloed hebben op de huidige waterhuishouding. Het regenwater dat afstroomt van het wegdek mag niet worden aangeboden op het riool maar moet worden geïnfiltreerd in de bodem.
Wettelijk kader
De 'Wet luchtkwaliteit' is opgenomen in de Wet milieubeheer onder hoofdstuk 5, titel 2. De kern van de Wet luchtkwaliteit bestaat uit luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht die in bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn vastgelegd. Uit de Wet volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;
2. Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen;
3. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
4. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal
Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Ad. 1
De relevante stoffen ten gevolge van wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De bijbehorende grenswaarden zijn weergegeven in tabel X. Doorslaggevend voor de beoordeling van NO2 is de jaargemiddelde concentratie. Voor PM10 is de 24-uurgemiddelde concentratie het meest kritisch.
Tabel: Meest relevante grenswaarden luchtkwaliteit
Stof | Te toetsen grootheid | Grenswaarde (mg/m3) |
Geldig vanaf | ||
NO2 |
Jaargemiddelde concentratie | 40 mg/m3 | 2015 | ||
PM10 | Aantal dagen per jaar met een overschrijding van de etmaalgemiddelde concentratie van 50 mg/m3 | 35 dagen | 2011 |
Ad. 3
Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens. Eén van die categorieën is bijvoorbeeld woningbouwlocaties. Indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer bedraagt dan 3000 woningen dan is er sprake van een NIBM project.
Indien een voorgenomen ontwikkeling binnen de begrenzing van de Regeling NIBM valt is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig mits de voorgenomen ontwikkeling niet valt onder het Besluit gevoelige bestemmingen.
In het Besluit NIBM is een anticumulatiebepaling opgenomen, die het 'opknippen' van projecten moet tegengaan. Projecten moeten als één locatie worden beschouwd als ze a) gebruikmaken van dezelfde ontsluitingsinfrastructuur en b) binnen 1000 meter van elkaar liggen. Projecten waarvan de toename van de concentraties ter plaatse niet meer bedraagt dan 0,1 µg/m3 kunnen buiten beschouwing blijven.
Luchtkwaliteit in relatie tot het plangebied
Binnen het plangebied worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Ook zijn er geen wijzigingen in de toegestane functies in het entreegebied en binnen de bestemming bedrijventerrein. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan in het kader van dit bestemmingsplan daarom achterwege blijven.
Bij het NSL hoort een jaarlijkse monitoring van de concentraties NO2 en PM10. Overheden, waaronder de gemeente Amersfoort, leveren hiervoor gegevens aan. Deze gegevens worden verwerkt samen met landelijke luchtkwaliteitsinformatie en gegevens over emissies van voertuigen. De resultaten van de monitoring zijn te vinden op www.nsl-monitoring.nl. Uit de monitoringstool blijkt dat in het plangebied voldaan wordt aan de normen voor zowel PM10 als NO2.
Achtergrond
Waar nodig moet voldoende afstand worden aangehouden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. In de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” 2009 worden richtafstanden gegeven tussen verschillende categorieën bedrijven en gevoelige bestemmingen. Bedrijven zijn per type ingedeeld in milieucategorieën, waarbij aan elke categorie een richtafstand is gekoppeld. Aanbevolen wordt in nieuwe situaties een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter grootte van deze richtafstand aan te houden.
Bij het bepalen van de richtafstand is rekening gehouden met de milieuthema's die in de praktijk tot hinder of belasting van de omgeving kunnen leiden. Dit zijn: geur, stof, geluid en gevaar. Voor elk van deze thema's apart zijn richtafstanden bepaald op basis van gemiddeld moderne bedrijven. De grootste van de 4 per thema bepaalde afstanden geldt vervolgens als de te hanteren richtafstand voor het betreffende type bedrijf.
Bij de bepaling welke richtafstand moet worden aangehouden kan ook rekening worden gehouden met het gebiedstype. Daarbij wordt in elk geval onderscheid gemaakt tussen de gebiedstypen 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een gemengd gebied is een gebied waar door de menging van functies (woningen, gecombineerd met bijvoorbeeld winkels, horeca en andere lichte bedrijvigheid) of door de ligging direct aan vervoersas een verhoogde milieubelasting aanwezig is. Voor het gemengd gebied kunnen kortere richtafstanden worden aangehouden. Onderstaande tabel geeft de richtafstanden per milieucategorie tot de onderscheiden gebiedstypen weer.
Tabel: Richtafstanden per milieucategorie en gebiedstype volgens de handreiking van de VNG ”Bedrijven en milieuzonering” editie 2009.
Milieucategorie | Richtafstand tot gebiedstype rustige woonwijk |
Richtafstand tot gebiedstype gemengd gebied | |||||||
1 | 10 m | 0 m | |||||||
2 | 30 m | 10 m | |||||||
3.1 | 50 m | 30 m | |||||||
3.2 | 100 m | 50 m | |||||||
4.1 | 200 m | 100 m | |||||||
4.2 | 300 m | 200 m | |||||||
5.1 | 500 m | 300 m | |||||||
5.2 | 700 m | 500 m | |||||||
5.3 | 1.000 m | 700 m | |||||||
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Situatie in het plangebied
De Wieken is een bedrijventerrein in ontwikkeling. Met dit nieuwe bestemmingsplan worden geen wijzigingen aangebracht in het type functie of de toegestane milieucategorieën van bedrijvigheid.
In het geldende bestemmingsplan "Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen" is voor bedrijven op bedrijventerrein De Wieken geregeld dat voor een bepaald deel bedrijven zijn toegestaan in de categorie 1 tot en met 3.2, en voor een bepaald deel bedrijven zijn toegestaan in de categorie 1 tot en met 4.1, zoals aangeduid in de bijbehorende Staat van Bedrijfsactiviteiten
Het vigerende principe van zonering wordt gehandhaafd. Vanwege de aansluiting op de VNG-publicatie 2009 worden in de buitenste schil milieucategorieën 1 tot en met 3.2 toegelaten. Vanaf circa 200 meter worden ook zwaardere activiteiten tot milieucategorie 4.1 toegelaten. Onder gebruikmaking van een afwijkingsbevoegdheid kunnen ook bedrijven uit zwaardere milieucategorieen worden toegelaten, mits de effecten van die bedrijven vergelijkbaar zijn met die van een categorie 3.2 resp. 4.1 bedrijf.
De milieuzonering is in de volgende figuur weergegeven waarbij voorliggend plangebied is aangegeven.
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verbonden risico’s moeten aanvaardbaar blijven.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor bedrijvigheid staat dit in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat dit in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Zowel in het besluit als in de circulaire zijn de centrale begrippen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur.
Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het GR wordt overschreden, legt dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6-contour (PR).
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in augustus 2004 de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen vastgesteld. In deze circulaire staat het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In nieuwe situaties geldt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Uit de circulaire blijkt dat op meer dan 200 meter afstand van een aangewezen route gevaarlijke stoffen het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan de het ruimtegebruik. Uit de circulaire blijkt verder dat bij het vervoer van gevaarlijke stoffen beargumenteerd van de grenswaarde, richtwaarde en oriënterende waarde mag worden afgeweken.
Naar verwachting eind 2014 treden het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen in werking. Tot die tijd is de genoemde circulaire van toepassing.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Voor het plangebied zijn de activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied beschouwd, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die zijn aangewezen in het BEVI, waaronder LPG-tankstations, en naar transportroutes over weg, spoor en water en door leidingen. Ook hoogspanningslijnen en zendmasten zijn meegenomen.
De Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Utrecht heeft een rapport opgesteld, waarnaar we hier verwijzen (Externe Veiligheid bestemmingsplan Entreegebied De Wieken Zuid Amersfoort. RUD Utrecht, projectnummer SB|G/POLR/81048B4B, dd. 9 juli 2014). Genoemd rapport is opgenomen als bijlage 4 bij de toelichting.
Hieronder worden de conclusies van dit rapport weergegeven. Voor buisleidingen moet het groepsrisico worden verantwoord. Deze verantwoording is in het rapport in de bijlage gegeven (opgenomen als bijlage 5 bij de toelichting). In het plangebied worden geen nieuwe (beperkt) kwetsbare functies mogelijk gemaakt. Ook worden geen nieuwe risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen toegestaan. Het brandstofverkooppunt dat hier gevestigd kan worden mag geen LPG verkopen.
Buisleidingen
Met name buisleiding A-510 is relevant voor het plangebied. Het groepsrisico is verantwoord in de rapportage (bijlage 5). Er is vanuit het plaatsgebonden of groepsrisico geen belemmering voor het plangebied. Wel moet rekening worden gehouden met een belemmeringstrook van 5 meter aan weerszijden van de gasleiding, gemeten vanuit het hart van de leiding.
Transport van gevaarlijke stoffen via de weg
Zowel de rijkswegen als de overige wegen in het plangebied hebben geen 10-6 risicocontour voor het plaatsgebonden risico. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt nergens overschreden. Deze neemt ook niet verder toe zodat geen verdere verantwoording noodzakelijk is.
Conclusie
Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan. De verantwoording van het groepsrisico voor buisleidingen is in het rapport in de bijlage gegeven.
In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) is bepaald dat burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer onderzoek moeten verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd. De bescherming van de bodem en de handhaving of verbetering van de bodemkwaliteit is landelijk geregeld via de wet bodembescherming en het besluit bodemkwaliteit.
Voor het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen" is met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Amersfoort een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied. Ten aanzien van bedrijventerrein De Wieken is het volgende geconstateerd:
"Het noordelijk deel (Calveen, Vathorst, de Hoef, Wieken)
Dit betreft de nieuwere gedeelten van de stad. Verontreinigingen zijn goed beheersbaar, veelal plaatselijk. Door de realisatie van de stadsuitbreiding zijn verontreinigingen veelal gesaneerd. Plaatselijk kunnen verhoogde gehaltes van zware metalen in het grondwater voorkomen."
Uiteraard kan plaatselijk de bodemkwaliteit sterk verschillen, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een bedrijfsactiviteit of door ander menselijk gebruik.
Voor elk bouwplan moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd. Dit gebeurt in het kader van de Woningwet. In artikel 8 van deze wet is bepaald dat de gemeente moet onderzoeken of door het gebruik geen risico's ontstaan voor de gebruikers van het object door eventueel aanwezige verontreiniging. Dit is verder uitgewerkt in de bouwverordening van de gemeente. In de bouwverordening is ook aangegeven in welke situaties eventueel vrijstelling kan worden verleend van de plicht tot bodemonderzoek.
Aangezien de verplichting tot het uitvoeren van bodemonderzoek al sterk verankerd is in wet- en regelgeving en in de bouwverordening, zijn in de regels van dit bestemmingsplan geen bepalingen opgenomen op het gebied van bodemonderzoek. Per aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt de situatie beoordeeld.
In het plangebied zijn in het verleden bodemsaneringen uitgevoerd. Daarbij is gesaneerd tot een waarde, die in overeenstemming is met het beoogde gebruik.
Op basis van deze gegevens wordt geconcludeerd dat de kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor het beoogde gebruik. Het onderzoek is vooralsnog beperkt tot het uitvoeren van een globale inventarisatie. Nader gedetailleerd onderzoek kan nodig zijn als de plannen verder zijn uitgewerkt en er sprake is van bijvoorbeeld nieuwe verblijfsruimtes, en er geen vrijstellingsmogelijkheden zijn van de plicht tot bodemonderzoek.
Met de invoering van de AMvB Bodemenergie op 1 juli 2013 worden de regels voor open bodemenergiesystemen geharmoniseerd en de proceduretijd verkort. Daarnaast voert de AMvB regels in voor gesloten bodemenergiesystemen, die tot 1 juli 2013 nog geen wettelijk kader kenden. Bij bodemenergiesystemen wordt onderscheid gemaakt tussen open en gesloten systemen. De open systemen circuleren grondwater en worden 'Warmte Koude Opslagsystemen' (WKO) genoemd. De gesloten systemen wisselen warmte en koude uit via een gesloten buizenstelsel in de ondergrond en worden daarom 'Bodemwarmtewisselaars' genoemd. De open systemen hebben een vergunningplicht, de gesloten systemen hebben een meldingsplicht. In het plangebied zijn goede mogelijkheden voor ondergrondse energieopslag voor open en gesloten systemen. Nieuwe systemen en grondwateronttrekkingen kunnen worden gerealiseerd indien er geen negatieve beïnvloeding is van bestaande systemen en er rekening wordt gehouden met de nabijgelegen drinkwaterwinning. Voor een optimale ordening van de systemen wordt gebruik gemaakt van het “Masterplan Bodemenergie Gemeente Amersfoort, If technology, rapportnummer 27.284/58428/SB, 27 april 2011". Hierin zijn ordeningsregels opgenomen voor ondergrondse energiesystemen in het plangebied. Genoemd Masterplan is opgenomen als bijlage 6 bij de toelichting.
De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor- ) wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.
Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van de Wgh aan de orde:
De Wgh werkt met een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximaal toegestane geluidsbelastingen. Indien een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Hierbij mag de geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.
Per 1 juli 2012 is Swung 1 in werking getreden. Het gaat om een wijziging van de Wet milieubeheer die onder andere heeft geresulteerd in de invoering van geluidsproductieplafonds voor rijksinfrastructuur (rijkswegen en spoorwegen). Een geluidsproductieplafond geeft de toegestane geluidsproductie (geluidwaarde in Lden) vanwege een weg of spoorweg aan. Geluidsproductieplafonds gelden op referentiepunten langs rijkswegen en spoorwegen. De ligging van de referentiepunten, de grenswaarden en de bijbehorende gegevens zijn opgenomen in een openbaar, elektronisch toegankelijk geluidsregister. De wegbeheerders (Rijkswaterstaat en Prorail) moeten aan de grenswaarden op de referentiepunten voldoen en dat jaarlijks aantonen.
De nieuwe regels zijn, wat de rijksinfrastructuur betreft, in plaats gekomen van de regels in de Wet geluidhinder omtrent de aanleg en reconstructie van een weg en de aanleg of wijziging van een spoorweg. Bij bouwen langs rijkswegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder gelden, maar moet bij de berekening van de geluidsbelasting gebruik gemaakt worden van de brongegevens uit het register. Ook op decentraal beheerde wegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder van toepassing.
In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (Wgh art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg (zie tabel 1).
Tabel 1: zones langs wegen
aantal rijstroken | zonebreedte (meter) | ||
stedelijk gebied | 1 of 2 | 200 | |
3 of meer | 350 | ||
buitenstedelijk gebied | 1 of 2 | 250 | |
3 of 4 | 400 | ||
5 of meer | 600 |
In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in de meeste gevallen 48 dB (Lden). De maximaal toegestane geluidsbelasting bedraagt 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.
Spoorwegen hebben een zone, waarvan de breedte afhankelijk is van de hoogte van het geluidsproductieplafond. In artikel 1.4 van het Besluit geluidhinder is de breedte van de zone aangegeven. De zonebreedte varieert van 100 tot 1.200 meter. Bij ontwikkelingen rond geluidsgevoelige bestemmingen in de zone of wijzigingen aan de spoorlijn moet akoestisch onderzoek worden gedaan. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting bedragen respectievelijk 55 en 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.
Rondom industrieterreinen waarop de mogelijkheid aanwezig is tot vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers, is op grond van art. 41 van de Wgh een geluidszone vastgesteld. In geval van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de zone of een wijziging aan het industrieterrein of de geluidszone is een akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting bedragen respectievelijk 50 en 65 dB(A) (Letm), afhankelijk van de situatie. Buiten de zone mag de geluidsbelasting nooit meer dan 50 dB(A) (Letm) bedragen. Er dient te worden gewaarborgd dat deze waarde, en de eventuele vastgestelde hogere grenswaarden niet worden overschreden. Middels zogenaamd zonebeheer wordt daarvoor continu de totale vergunde geluidsbelasting vanwege het industrieterrein beheerd.
De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Geluidsnota gemeente Amersfoort, vastgesteld op 11 november 2006). Hierin zijn criteria en voorwaarden opgenomen die aan de hogere grenswaarde worden verbonden.
Bedrijventerrein
De Wieken is niet gezoneerd ingevolge de Wet geluidhinder. Wel kennen de plandelen sinds de vaststelling van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen een inwaartse milieuzonering (zie paragraaf 5.3). Door het toepassen van het categorie-indelingssysteem is bij de uitgifte van kavels rekening gehouden met het beperken van de geluidbelasting van bedrijven naar de omgeving (geldt ook voor stof, luchtverontreiniging en externe veiligheid).
Binnen en in de directe omgeving van de plandelen zijn wegen en de daarbij behorende geluidszones aanwezig. Binnen het plandeel worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder geprojecteerd bij de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan, zodat de toepassing van de Wet geluidhinder (Wgh) hiervoor niet relevant is.
Wel is het zo dat binnen de plangrenzen de verkeerssituatie wijzigt. De huidige kruising Wiekenweg - De Windturbine - De Schakelaar wordt vervangen door een rotonde. Dit is een fysieke fijziging op of aan de weg en als uit akoestisch onderzoek blijkt dat hierdoor de geluidbelasting met 2 decibel of meer toeneemt is er sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh.
Op 19 maart 2014 is door Alcedo bv akoestisch onderzoek (zie bijlage 2 bij de toelichting) uitgevoerd naar deze wijzigingen aan de weg. Uit dit onderzoek blijkt dat ten gevolge van de aanleg van de rotonde en de verkeerstoename op de Wiekenweg er sprake is van een geluidtoename die als een zogeheten reconstructie in de zin van de Wgh kan worden gezien. Dit geldt voor de woningen gelegen aan de Hogeweg 170, 172 en 174. Voor deze woningen moet een zogeheten hogere grenswaarde worden vastgesteld.
Voor de woningen gelegen aan de Hogeweg 176, 176a, 178, 186 en 198 is uit het geluidrapport gebleken dat er wel sprake is van een hoge geluidbelasting, maar dat voor deze woningen geen sprake is van reconstructie in de zin van de Wgh.
Om de geluidtoename te verminderen of geheel ongedaan te maken zijn maatregelen in de vorm van bron- en/of overdrachtsmaatregelen bekeken.
Bronmaatregelen hebben betrekking op het toepassen van een andere type wegdek. Vanwege de aard van de weg (een weg op een bedrijventerrein) en de aanwezigheid van diverse kruispunten en T-splitsingen en de toekomstige rotonde is het toepassen van een geluidreducerend wegdek niet mogelijk.
Als overdrachtsmaatregelen kan gedacht worden aan schermen tussen de Wiekenweg en de percelen van de woningen. Om deze schermen voldoende effectief te laten zijn op zowel de begane grond als de verdiepingen, dienen deze schermen echter hoger dan 5 meter te zijn. Dit is vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk.
Omdat zowel bron- als overdrachtsmaatregelen niet mogelijk zijn, dienen hogere grenswaarden te worden vastgesteld en te worden onderzocht of de geluidsisolatie van de woningen voldoende is. Dit geldt enkel voor de woningen gelegen aan de Hogeweg 170, 172 en 174.
Zoals hiervoor al vermeld ondervinden ook de woningen gelegen aan de Hogeweg 176, 176a, 178, 186 en 198 een hoge geluidbelasting. Vanuit het oogpunt van een “goede ruimtelijke ordening” worden ook deze woningen meegenomen in het onderzoek naar het maximaal toelaatbare binnenniveau.
Mocht uit de onderzoeken blijken dat maatregelen aan de gevel nodig zijn om aan het maximaal toelaatbare binnenniveau te voldoen, dan zal in overleg met de bewoners gekeken worden welke maatregelen getroffen gaan worden.
Duurzaamheid is de samenhang vinden op sociaal-cultureel, economisch en ecologisch vlak. Daarbij moeten lange termijnopgaven, zoals klimaatbestendigheid, beheersing van de verkeersdruk en energieneutrale gebouwen in het zicht blijven. Duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw.
Het Bouwbesluit vormt het minimaal te realiseren kwaliteitsniveau in Nederland. Bij duurzaam bouwen gaat het om maatregelen boven het wettelijke minimum. De ambities van het Rijk zijn vastgelegd in het werkprogramma 'Schoon en Zuinig: Nieuwe energie voor klimaat'. Via convenanten met o.a. het bedrijfsleven en gemeenten wordt hier invulling aan gegeven. In het convenant 'Lente-akkoord' is afgesproken dat wordt gestreefd naar een stapsgewijse aanscherping van de energie-eisen tot energieneutrale nieuwbouw in 2020.
De gemeente stimuleert duurzaam bouwen. Duurzaamheid is een kernwaarde in het coalitieakkoord. Dit is vertaald in duurzaamheidsambities. Zo heeft Amersfoort de ambitie om in 2030 een CO2 neutrale stad te zijn. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het duurzaamheidsprogramma van Amersfoort moet in alle stadia van het ontwerp- en bouwproces rekening te worden gehouden met duurzaam en milieubewust bouwen.
Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend. Bij bouwinitiatieven wordt gekeken naar de kansen op het gebied van duurzaamheid. Meestal wordt op het kavel- en blokniveau een afweging gemaakt. Het gaat voornamelijk om de beeldkwaliteit van panden en inrichting van de buitenruimte en de openbare ruimte. De herontwikkeling van de randkavels heeft wel te maken met de landschappelijke omgeving en/of stedelijke weefsel. De inbedding van de nieuwe kavels in de landschappelijke en stedelijke omgeving moet zorgvuldig gebeuren met behoud en versterking van sociale, ecologische en culturele dimensies.
Een van de grote opgaven voor de gemeente is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en de duurzaamheid van de bestaande bedrijventerreinen. Dit blijkt onder meer uit het feit dat in 2010 circa 33% van de CO2 -emissie werd veroorzaakt door industrie, handel en diensten. Sectoren, die grotendeels zijn te relateren aan de bedrijventerreinen.
De bestaande bedrijventerreinen moeten een continue verbetering doormaken om bedrijfseconomische en ruimtelijke veroudering te voorkomen. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid voor de ondernemers behouden en leegstand voorkomen. Om dit te realiseren moet kwaliteitsbehoud van het bedrijventerrein meer aandacht krijgen.
Belangrijk bij de duurzame (her)ontwikkeling van een bedrijventerrein is het streven naar een evenwicht tussen sociaal-maatschappelijke aspecten (people), bescherming van het milieu en natuur (planet) en economische ontwikkeling (profit). Het gaat om het behoud van de waarde van het terrein voor de langere termijn, waarbij de waarde dus zowel in economische, milieu- als sociaal-maatschappelijke termen wordt uitgelegd.
Integrale aanpak, brede betrokkenheid
Het duurzaam ontwikkelen en verbeteren van bestaande bedrijventerreinen vraagt om samenwerking tussen de verschillende bedrijven, de verschillende afdelingen van de gemeente, provincie en omwonenden. Voor een duurzame ontwikkeling moeten bij het bestemmingsplan al de aspecten economie, milieu en ruimtelijke ontwikkeling goed zijn afgestemd.
Ambitieniveau, prestatieafspraken duurzaam bouwen t.a.v. nieuwbouwinitiatieven
Het college van Amersfoort heeft op 11 oktober 2011 besloten het duurzaam bouwen beleid gemeentebreed te baseren op het instrument GPR-Gebouw. Met dit instrument worden duurzaamheidsprestaties voor vijf verschillende thema's uitgedrukt in een score op een schaal van 0 tot 10, hoe lager de milieubelasting, hoe hoger de score. Hiermee zijn de gemeentelijke beleidsdoelstellingen vertaald naar de volgende prestatiescores voor nieuwbouw:
Energie: 7,5
Milieu: 7,0
Gezondheid: 7,0
Gebruikskwaliteit: 7,0
Toekomstwaarde: 7,0
Bovengenoemde prestatiescores gelden voor alle bouwprojecten en projecten waarbij de gemeente prestatie- of samenwerkingsconvenanten met externe partners afsluit.
Bij GPR-gebouw kunnen vooralsnog alleen de prestatie-scores van woningen, kantoren en scholen, bedrijfsgebouwen, logiesgebouwen en bijeenkomstgebouwen worden berekend. Voor alle overige gebouwfuncties moet een energiescan worden uitgevoerd, waarbij alle rendabele resultaten moeten worden uitgevoerd.
Bij nieuwe wettelijke aanscherpingen van de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) , zal ook de GPR score voor het thema energie verder worden verhoogd.
Materiaalgebruik (nieuwbouw)
Voor uitlogende bouwmetalen (koper, lood en zink) voor zover deze worden toegepast op plaatsen die zijn blootgesteld aan weersinvloeden, geldt een toepassingsverbod. Daarnaast dient uitsluitend FSC gecertificeerde hout of gemodificeerd hout zoals verhit vuren, o.a. Plato, of geacetyleerd hout Accoya toegepast te worden.
Hergebruik bouwstoffen en bouwmaterialen, streven naar een afvalloos Amersfoort
Het bestemmingsplan “Entreegebied De Wieken Zuid" maakt deel uit van het bedrijventerrein De Wieken-Vinkenhoef.
In de toekomst wordt er aanzienlijk bouwvolume op deze locatie gerealiseerd.
De bouwsector is verantwoordelijk voor ca. 40% van de grondstoffengebruik. Het verduurzamen van deze sector levert een significante bijdrage aan de wereldwijde klimaat- en grondstoffenproblematiek.
De opgave bij “Entreegebied De Wieken Zuid" biedt een kans om het gebruik van nieuwe grondstoffen te reduceren en het hergebruik van grondstoffen te stimuleren. Het hoogwaardig hergebruik van elders in de stad vrijkomende bouw- en sloopmaterialen wordt gestimuleerd.
Groene daken en gevels
Het realiseren van groene daken (vegetatiedaken) en gevels wordt sterk aanbevolen. Behalve een waarde voor planten en dieren heeft dit ook een functie voor waterberging waardoor piekbelasting op de riolering wordt verminderd. Bovendien helpen groene daken en gevels hittestress te voorkomen en vangen ze fijnstof, wat een positief effect heeft op de luchtkwaliteit. Overige natuurvriendelijke maatregelen in de bouw zijn te vinden in de checklist "Natuurvriendelijke maatregelen in de bouw".
Energiebesparing en duurzame energie
Gemeente Amersfoort heeft een duidelijk ambitie op duurzame energie en streeft er naar om in 2030 CO2 -neutraal te zijn. Nieuwe ontwikkelingen moeten daar aan bijdragen. Bij elke nieuwe ontwikkeling wordt de thema energiebesparing en duurzame energie als een van de hoofdpijlers beschouwd.
Dit betekent:
Amersfoortse bedrijven die duurzaam willen ondernemen, kunnen sinds 29 september 2010 een mini-windturbine plaatsen op hun bedrijf zonder daarvoor eerst een vergunning te moeten aanvragen. De gemeente heeft delen van bedrijventerreinen Isselt, De Hoef, Calveen, terrein Smink en De Wieken aangewezen als experimentgebied voor mini windturbines. Gedurende een periode van tien jaar, kunnen mini-windturbines daar vergunningvrij worden geplaatst. De randen van de bedrijventerreinen en belangrijke zichtlocaties binnen 50 à 100 meter blijven wel vergunningsplichtig.
De mini-windturbines moeten wat betreft hoogte, rotoroppervlak, diameter en geluidsproductie voldoen aan bepaalde eisen: een mini-windturbine heeft een rotordiameter van ten hoogste 5 meter, rotoroppervlak van ten hoogste van 20 m2, met een horizontale of verticale rotor-as, met maximale tiphoogte van niet meer dan tien (15) meter, gemeten vanaf de voet van de turbine. De toelaatbare geluidsbelasting door mini-windturbines op de dichtstbijzijnde gevel van een geluidgevoelige bestemming in niet groter dan 47 dB Lden. De turbine is gecertificeerd volgens IEC 61400-12 (2006) of volgens de standaarden van de American of de British Wind Energy Association of het Kleinwind Keur op basis van de Nederlandse beoordelingsrichtlijn Kleine Windturbines.
Proces Duurzaam Bouwen
Bij bouwprojecten dient vroegtijdig te worden overlegd met de afdeling Milieu van de gemeente Amersfoort over de sturing van ontwerp- en materiaalkeuzen. Doel van dit overleg is:
Indien het streefniveau niet wordt gehaald wordt met de bouwende partij overlegd over de redenen voor ontstane belemmeringen. Gezamenlijk wordt bekeken welke oplossingen mogelijk zijn.
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre de plannen ten koste gaan van de (aanwezige) flora en fauna. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de 'toets in het kader van gebiedsbescherming' en de 'toets in het kader van soortenbescherming'.
Ecologie
In het kader van het eerder genoemde recent onherroepelijk geworden bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is er een ecologische gebiedsbeschrijving opgesteld voor de bedrijventerreinen door het Ecologisch Adviesbureau Viridis. Voor bedrijventerrein De Wieken en Vinkenhoef is in genoemd rapport de volgende ecologische beschrijving gegeven:
"Bedrijventerrein De Wieken en Vinkenhoef wordt begrensd door de snelweg A28 aan de westkant, de snelweg A1 aan de noordkant en de Hogeweg en Amersfoortsestraat aan de oost- en zuidkant. De spoorlijn Amersfoort – Apeldoorn deelt het bedrijventerrein in tweeën: het deelgebied Vinkenhoef ligt ten noorden en het deelgebied De Wieken ligt ten zuiden van de spoorlijn. Het plangebied is grotendeels ingericht als bedrijventerrein. De rest van het gebied bestaat uit bouwrijpe kavels. Het gaat om een beperkte ontwikkeling en er is geen sprake van een beschermd natuurgebied in de nabije omgeving van het plangebied, ecologisch gezien is er dan ook geen belemmering.
Flora en Fauna
In het kader van het eerder genoemde recente onherroepelijk geworden bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is ook onderzoek gedaan op de aanwezigheid van wettelijk beschermde en bedreigde soorten (Bureau Viridis, september 2012). Genoemd onderzoek is als bijlage 3 opgenomen bij de toelichting.
De gewone dwergvleermuis, rosse vleermuis en de laatvlieger (tabel 3, Flora- en faunawet) maken gebruik van het gebied om te foerageren. Er zijn geen kraamkolonies of winterverblijven van vleermuizen aangetroffen. De aanwezigheid van paarverblijven van vleermuizen is niet uit te sluiten. Van vogels met jaarrond beschermde nestplaatsen zijn er huismussen aanwezig bij woningen langs de Lageweg. Verder zijn er geen andere beschermde soorten aanwezig.
De aangetroffen soorten vormen geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Het aanvragen van een ontheffing in het kader van de flora-en faunawet kan wel voor een aantal soorten ruimtelijke ingrepen noodzakelijk zijn.
Nader onderzoek is noodzakelijk in de volgende gevallen: Voorafgaand aan kappen van bomen of sloop van gebouwen: Nader onderzoek nodig naar paarverblijven van vleermuizen in de maand september.
In het plangebied staan geen bomen en te slopen gebouwen.
Conclusie
De ecologie en de flora en fauna in het plangebied vormen geen belemmering voor het uitvoeren van het bestemmingsplan.
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (als onderdeel van de Monumentenwet 1988) in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) in de Nederlandse wetgeving opgenomen.
Archeologische beleidskaart
In lijn met de nieuwe archeologiewetgeving is de Amersfoortse ABP-kaart omgezet in een archeologische beleidskaart waar per gebied wordt aangegeven hoe moet worden omgegaan met de archeologie bij het ontwikkelen en uitvoeren van plannen / bodemverstorende projecten (28 september 2010 vastgesteld door de gemeenteraad).
De nieuwe beleidskaart kent een onderverdeling in gebieden met verschillende kleuren. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Zo zijn er gebieden met hoge archeologische waarden en gebieden met een hoge, een middelmatige of een lage archeologische verwachting.
Bescherming per gebied
Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet nemen we in bestemmingsplannen een regeling ten aanzien van de archeologische monumenten op, voor zover die al niet (anderszins) zijn beschermd via de Monumentenwet.
Regeling in bestemmingsplan
Gezien de daarbij betrokken belangen en de wettelijke plicht om in de bestemmingsplannen nadrukkelijk rekening te houden met archeologie wordt in voorkomende gevallen gekozen voor een dubbelbestemming.
De nummering van de gebieden in de regels van het bestemmingsplan komt niet overeen met de nummering op de archeologische beleidskaart. Hieronder volgt een opsomming van de gebieden met de benaming die ze hebben op de archeologische beleidskaart en in het bestemmingsplan.
Benaming op Archeologische beleidskaart | Benaming in bestemmingsplan |
Archeologisch waardevol gebied 1 | Wordt beschermd via Monumentenwet, wordt niet opgenomen op de verbeelding en ook niet in de regels van het bestemmingsplan. |
Archeologisch waardevol gebied 2 | Dubbelbestemming "Waarde archeologie - 1" |
Archeologisch waardevol verwachtingsgebied 3 | Dubbelbestemming "Waarde archeologie - 2" |
Archeologisch waardevol verwachtingsgebied 4 | Dubbelbestemming "Waarde archeologie - 3" |
Archeologisch waardevol verwachtingsgebied 5 | Dubbelbestemming "Waarde archeologie - 4" |
Het opnemen van een dubbelbestemming brengt goed tot uitdrukking dat archeologie op zichzelf dient te worden beoordeeld en ten opzichte van de medebestemming van primair belang is.
De dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik, dat functioneert naast (of boven) de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
De Wieken Zuid is een gebied met een hoge archeologische verwachting. Het gebied ten westen en ten oosten van de Nijkerkerstraat en een groot deel van de Wieken bevinden zich op een dekzandrug. Verder bevindt zich in dit deel van het plangebied een kleine dekzandrug (ter hoogte van boerderij De Kikvors). Zoals ook elders hebben de terreinen die hier liggen op de dekzandruggen een hoge verwachting voor bewoning uit de prehistorie en de Middeleeuwen. In het gebied van de Wieken hebben grootschalige opgravingen plaatsgevonden, waarbij een nederzetting uit de IJzertijd (800-begin van de jaartelling) met minstens 25 erven is aangetroffen.
Archeologisch waardevolle verwachtingsgebieden
Het plangebied bevindt zich in een gebied met hoge archeologische verwachting (AWV 3, oranje/roze op de beleidskaart). In geval van ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 100 m² dient voorafgaand een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
In het gehele plangebied Entreegebied De Wieken Zuid heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Bij aanvraag van een omgevingsvergunning hoeft dus geen archeologisch onderzoek plaats te vinden. Rapportages van de diverse onderzoeken in dit gebied zijn bij de afdeling Archeologie te verkrijgen.
Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemming geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.
Het is belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.
Een bestemmingsplan bestaat uit:
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe een plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebied en wat de bedoelingen van de gemeente zijn in het plangebied.
In het voorliggende plan heeft een en ander geleid tot de volgende principe-opzet:
Aan de gebruiker van gronden en opstallen worden zo veel mogelijk vrijheden gegeven om zijn eigen beleid te voeren, zonder dat de overheid daarin regels stelt. Deze vrijheden worden zonder beperking als recht in het plan geformuleerd.
Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht iets beperktere mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan in dat geval wel verruimde mogelijkheden; het is in dit soort situaties niet goed mogelijk om vooraf te bepalen onder welke voorwaarden en in welke situaties deze extra mogelijkheid zal kunnen worden toegekend. Daarom zijn ze voorwaardelijk in het plan opgenomen, in de vorm van een “afwijkingsbevoegdheid”. Het kan in uitzonderlijke gevallen wenselijk zijn nadere eisen te stellen om bepaalde, met name genoemde, waarden te beschermen. De procedure is gelijk aan die voor een afwijking.
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat in afdeling 3.4 bepalingen over de openbare voorbereidingsprocedure van een groot aantal uiteenlopende besluiten van bestuursorganen. De procedure is van toepassing als dat bij wettelijke regel is bepaald, of als het bestuursorgaan (in casu het gemeentebestuur) dit zelf heeft bepaald.
Uit praktische overwegingen is het zinvol zoveel mogelijk die uniforme openbare voorbereidingsprocedure te volgen in de gevallen dat een procedure, met o.a. publicatie van het ontwerp-besluit en bezwaarmogelijkheden, nodig wordt geacht.
Het voorliggende bestemmingsplan bevat enige afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden die qua “zwaarte” en reikwijdte directe gevolgen kunnen hebben voor andere belanghebbenden dan de aanvrager van de afwijking.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt nog een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
Hieronder volgt een uitleg van een aantal bestemmingen die het bestemmingsplan kent. Sommige bestemmingen spreken voor zich en worden daarom niet nader toegelicht.
Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en de bescherming van de in de dubbelbestemming aangegeven waarden. De dubbelbestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen. Gebiedsaaanduidingen hebben een eigen artikel omdat deze aanduidingen zich meestal over meerdere bestemmingen uitstrekken.
Bedrijventerrein 5
Op de Wieken Zuid zijn bedrijven toegestaan in de categorieën 1 tot en met 3.2, ter plaatse van aanduiding 3.2 en in de categorieën 1 tot en met 4.1, ter plaatse van de aanduiding 4.1. Bedrijven als genoemd in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (zogenaamde grote lawaaimakers) zijn niet toegestaan.
Bedrijventerrein 6
Op dit deel van de Wieken Zuid zijn bedrijven toegestaan in de categorieën 1 tot en met 3.2. Bedrijven als genoemd in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (zogenaamde grote lawaaimakers zijn niet toegestaan. Afwijkingsmogelijkheden zijn er onder meer voor het vergroten van het bebouwingspercentage en voor het bouwen op de perceelsgrens.
Het Entreegebied van De Wieken Zuid heeft ook een gemengde bestemming (Gemengd - 2).
Binnen de bestemming Gemengd 2 zijn de volgende functies toegestaan: leisure (maximaal 4500 m² ), partycentrum en horeca (maximaal 3200 m²) en bedrijven in de milieucategorieën 1 t/m 3.2. Er is een afwijkingsmogelijkheid voor een andere categorie bedrijvigheid.
In het plangebied komt een groengebied voor. De gronden waarvan het groene karakter in stand moet worden gehouden hebben de bestemming "Groen" gekregen. De gronden zijn daarmee onder andere bestemd voor groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en - partijen, parken en plantsoenen, voet- en fietspaden en speelvoorzieningen. Er wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt. Er mogen enkel nutsvoorzieningen worden gerealiseerd en andere bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen.
In het plangebied komen verschillende typen wegen voor; de gebiedsontsluitingswegen, de buurtontsluingswegen en de erftoegangswegen. De gebiedsontsluitingswegen hebben de bestemming "Verkeer" gekregen, de buurtontsluitingswegen en de erftoegangswegen de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied".
Binnen deze bestemmingen mogen o.a. nutsvoorzieningen en andere bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen worden gerealiseerd evenals geluidwerende voorzieningen.
In het plangebied komen verschillende typen wegen voor; de gebiedsontsluitingswegen, de buurtontsluitingswegen en de erftoegangswegen. De gebiedsontsluitingswegen hebben de bestemming "Verkeer" gekregen, de buurtontsluitingswegen en de erftoegangswegen hebben de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied".
Binnen deze bestemmingen mogen o.a. nutsvoorzieningen en andere bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen worden gerealiseerd evenals geluidwerende voorzieningen.
Het betreft hier een dubbelbestemming. Behalve voor de andere voorkomende bestemmingen zijn de gronden met deze dubbelbestemming bedoeld voor het transport van aardgas door een hogedrukgasleiding met een veiligheidsstrook met een breedte van 4 danwel 5 meter aan weerszijden van de leiding. Ook is voor een aantal werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig waarvoor advies moet worden gevraagd bij de leidingbeheerder.
Het voorliggende plangebied is een gebied met een hoge archeologische verwachting binnen de bebouwde kom. In de regels en op de verbeelding is hiervoor de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" opgenomen.
Er mag slechts worden gebouwd indien aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende zijn vastgesteld. Er zijn uitzonderingen op het overleggen van een onderzoeksrapport en er kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.
Daarnaast is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren. Ook hierop zijn uitzonderingen mogelijk en kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.
Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol.
Gelet op het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (= Besluit ruimtelijke ordening) aangewezen bouwplan is voorgenomen.
Er moet een afweging worden gemaakt over het vaststellen van een exploitatieplan. Dit is niet aan de orde als er sprake is van een overeenkomst.
Gemeenten zijn op grond van de Wro verplicht om de kosten van de grondexploitatie te verhalen. Ingeval de gemeente de uitgeefbare gronden in eigendom heeft, vindt verhaal van de kosten van de grondexploitatie plaats door verkoop van bouwrijpe grond. Ingeval de gemeente niet over de gronden beschikt, kan de gemeente een overeenkomst over grondexploitatie aangaan waarbij de grondeigenaar zich verbindt de kosten van grondexploitatie aan de gemeente te voldoen. Indien het niet mogelijk is het kostenverhaal bij overeenkomst te verzekeren dient er, gelijktijdig met het bestemmingsplan, een exploitatieplan vastgesteld te worden. In dat laatste geval worden de kosten van de grondexploitatie verhaald door een financiële voorwaarde aan de bouwvergunning te verbinden. Kostenverhaal met behulp van een exploitatieplan wordt het verplichte kostenverhaal genoemd, in tegenstelling tot het vrijwillige kostenverhaal bij overeenkomst. Overeenkomsten die tot stand komen voorafgaand aan de vaststelling van een exploitatieplan worden anterieure overeenkomsten genoemd. Ook na vaststelling van een exploitatieplan is het mogelijk een overeenkomst over grondexploitatie aan te gaan. Laatstbedoelde overeenkomsten worden posterieure overeenkomsten genoemd.
Economische uitvoerbaatheid in relatie tot het plangebied
De gemeente is eigenaar van de uitgeefbare kavels in het gebied.
Het Entreegebied is bestemd voor gemende doeleinden (Gemengd-2), waaronder leisure, horeca en een reclamemast. Bovendien is in het Entreegebied een plek gereserveerd voor een brandstofverkooppunt. De uitgifte van de locatie voor het brandstofverkooppunt moet Europees worden aanbesteed en voor het overige deel van de Entreekavel wordt een andere selectieprocedure gevolgd. De overige kavels (gelegen op de bestemmingen Bedrijventerreinen 5 en 6) worden één op één verkocht. Via het opstellen overeenkomsten worden een eventuele fasering en mogelijke locatie-eisen verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig.
Door het bureau BZO is in december 2012 een marktonderzoek naar gedaan naar de afzetbaarheid en het opbrengstpotentieel van het brandstofverkooppunt. Deze waardering is overigens begin 2014 opnieuw bevestigd. De belangstelling van verschillende partijen voor het brandstofverkooppunt blijkt uit diverse informatieverzoeken over de kavel en uit de aanwezigheid van marktpartijen tijdens een door de gemeente georganiseerde informatiebijeenkomst.
De opbrengstpotentie van de andere ontwikkelingen die mogelijk zijn in het Entreegebied worden jaarlijks getoetst.
Het uitvoeren van dit bestemmingsplan leidt tot kosten bij de gemeente, waar onder de kosten van het aanpassen van de verkeersontsluiting, plankosten etc.. Alle opbrengsten en kosten die er zijn als gevolg van de uitvoering van voorliggend bestemmingsplan worden verantwoord in de gemeentelijke deelexploitatie “De Wieken Zuid”. Bij de vaststelling van de jaarrekening 2013 is deze deelexploitatie herzien en zijn de benodigde budgetten beschikbaar gesteld. Daarmee is deze bestemmingsplanwijziging financieel uitvoerbaar.
Het bestemmingsplan is vanuit gemeentelijk perspectief financieel en economisch uitvoerbaar.
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie over het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.
Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden om de procedure behorende bij model 1 te volgen. De voorgestelde functionele inrichting van het gebeid past binnen de geldende beleidskaders (zoals Visie Werklocaties, Structuurvisie en het recent onherroepelijk geworden bestemmingsplan "Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen") en ziet op een ontwikkeling met een beperkt karakter. Dit betekent dat er geen inspraak wordt gehouden over het concept-ontwerpbestemmingsplan.
Wanneer de procedure behorende bij model 1 wordt gevolgd, betekent dit dat er (na het vooroverleg met instanties, zie paragraaf 7.3.3.) direct een ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. Omdat er geen inspraak is gehouden over het conceptontwerpbestemmingsplan, is er wel een inloopavond georganiseerd waarvoor naar alle adressen in het plangebied een uitnodiging is gestuurd. Deze inloopavond is gepland voor september 2014. Tijdens deze avond bestaat de gelegenheid om het conceptontwerpbestemmingsplan te bekijken en vragen te stellen aan ambtenaren van de gemeente.
Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Op 11 juli 2014 hebben de volgende instanties het conceptontwerpbestemmingsplan ontvangen met het verzoek om in het kader van artikel 3.1.1 Wro te reageren op het plan.
Inloopavond
Op 20 augustus 2014 zijn de bewoners en gebruikers uit het hele plangebied per brief uitgenodigd voor een inloopavond op woensdag 3 september 2014 in de Dissel te Hooglanderveen. In de brief is o.a. uiteengezet waarom er een nieuw bestemmingsplan gemaakt moet worden en is de verdere procedure uiteengezet. Medewerkers van de gemeente waren aanwezig om vragen en opmerkingen en aandachtspunten in ontvangst te nemen. Er is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een opmerkingenformulier in te vullen.
Vooroverleg
De volgende partners hebben wij in het kader van het artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordenig (Bro) overleg gevraagd om een reactie op het concept-ontwerpbestemmingsplan Entreegebied De Wieken Zuid te geven:
De provincie Utrecht, het Waterschap Vallei en Veluwe (hierna het Waterschap), de Veiligheidregio Utrecht (hierna: de VRU, de Fietsersbond, de Regionale Uitvoeringsdienst (hierna: RUD, voorheen het SBG), de Gasunie, de SGLA en het Parkmanagement van de Wieken Vinken.
Er zijn 4 reacties ontvangen:
a. De tekst in de toelichting is naar aanleiding van genoemde opmerking aangepast en komt als volgt te luiden: 'Voor het plan de Wieken is, mede in verband met de ontwikkeling van het Entreegebied, op 20 juni 2014 een nieuw waterstructuurplan gemaakt. Dit plan is gestuurd naar het Waterschap Vallei en Veluwe. Ten behoeve van de uitvoering wordt een reguliere vergunning aangevraagd'.
b. Genoemde opmerking is juist, de tekst is als volgt aangepast: 'Dit wordt gerealiseerd door de waterpartij langs de Energieweg en duikers (diameter/opening van 1000 mm) langs de Hogeweg'.
Genoemde opmerkingen zijn verwerkt in de toelichting en betreffende bijlagen zijn opgenomen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 6 november 2014 tot en met woensdag 17 december 2014 ter inzage gelegen waarbij een ieder de mogelijkheid had een zienswijze over het plan kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Van deze gelegenheid is door vijf reclamanten gebruik gemaakt. De zienswijzen zijn samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien in de zienswijzennota bestemmingsplan Entreegebied De Wieken Zuid (doc.nr. # 4872839 v3). De zienswijzen geven geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Ook zijn in de zienswijzennota enkele ambtshalve aanpassingen voorgesteld.
Het bestemmingsplan is samen met de zienswijzennota ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad. Op 12 januari 2016 heeft de gemeenteraad van Amersfoort bij besluitnummer 5120371 het bestemmingsplan “Entreegebied De Wieken Zuid” ongewijzigd vastgesteld.
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.
Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de "maatschappij" bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.
Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).
In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) wordt gestart. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.