direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Amerhorst
Status: ontwerp
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.OV00109-0201

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld in verband met een aanvraag omgevingsvergunning d.d. 6 december 2023 inzake de (her) bouw van delen van het complex De Amerhorst gelegen aan de Zandbergenlaan 44 te Amersfoort. Het plan voorziet in het realiseren van 40 tweekamerappartementen, te verhuren aan Amaris Zorggroep. Het gaat daarbij om een kleinschalige woonvorm voor senioren met een intensieve zorgbehoefte in een deels gesloten setting.

Verder worden ook 36 driekamerappartementen in de vrije huursector gerealiseerd. Hier zijn ouderen met een zorgvraag de doelgroep.

De herontwikkeling van de Amerhorst draagt bij aan de doorstroming van ouderen. De focus ligt op doorstroom van oudere bewoners uit de buurt.

Ook worden er 51 parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd , met de mogelijkheid om daar op eigen terrein 11 parkeerplaatsen aan toe te voegen als dat noodzakelijk blijkt. Het realiseren van een goede buitenruimte/tuin voor bewoners van de Amerrank en de Amerhorst, met dezelfde verblijfskwaliteit als de huidige tuin.

Omdat deze ontwikkeling niet mogelijk is op basis van het vigerende bestemmingsplan dient een planologische procedure te worden doorlopen. De planologische procedure wordt doorlopen aan de hand van de omgevingsvergunning voor de activiteiten 'planologisch strijdig gebruik' en 'bouwen'. Onderdeel van deze omgevingsvergunning is de motivatie om af te wijken van het vigerende bestemmingsplan, de zogenoemde Goede Ruimtelijke Onderbouwing (GRO). Voorliggende onderbouwing betreft de GRO, waarin het project aan de hand van zowel ruimtelijke als milieutechnische aspecten wordt gemotiveerd.

Hoofdstuk 2 Ligging projectgebied

Het gebied van dit project is gelegen op het perceel van de Amerhorst. Het projectgebied betreft de huidige locatie waar de Amerhorst gevestigd is.
 

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.OV00109-0201_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging van het projectgebied

Hoofdstuk 3 Strijdigheid met het geldende bestemmingsplan

Het projectgebied ligt in het gebied van het bestemmingsplan 'CHW bestemmingsplan Amersfoort Zuid en Kattenbroek'. In dat bestemmingsplan zijn de bij de voorliggende aanvraag betrokken gronden bestemd voor Maatschappelijk' met de nadere aanduiding zorginstelling. Op de desbetreffende gronden zijn volgens artikel 17 van de planregels maatschappelijk voorzieningen toegestaan en specifiek op dit perceel een zorginstelling. Voorliggend bouwplan betreft het bouwen van twee gebouwen. Op grond van artikel 17.2.1.b van de planregels dienen de gebouwen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak te worden gebouwd. De voorgestelde gebouwen worden deels buiten dit bouwvlak gebouwd. Dit is in strijd met het bepaalde in het bestemmingsplan. Verder wordt gebouw B 31,347 meter hoog en de maximale bouwhoogte is 21 meter. Gebouw A wordt ongeveer 16 meter hoog.

Daarom kan aan het bouwplan alleen worden meegewerkt via een buitenplanse afwijking met een uitgebreide voorbereidingsprocedure als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c juncto artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3 Wabo (uitgebreide Wabo-procedure).

Hoofdstuk 4 Huidige en toekomstige situatie

Het projectgebied is nu in gebruik als zorginstelling en is inmiddels verouderd en voldoet niet meer aan de wensen en eisen van wonen in combinatie met zorg.


afbeelding "i_NL.IMRO.0307.OV00109-0201_0002.png"

Afbeelding 2: Straataanzicht huidige situatie 

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.OV00109-0201_0003.png"
Afbeelding 3: Terreininrichting met tuin en parkeren 

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.OV00109-0201_0004.png"

Afbeelding 4: Nieuwe situatie aanzicht gebouwen

Hoofdstuk 5 Ruimtelijke beoordeling van de nieuwe situatie

Het oorspronkelijke volume van de Amerhorst wordt opgedeeld in twee gebouwen, gescheiden door een plein. Er is gekozen voor variatie in hoogte, een opzet met een vijflaags en een tienlaags gebouw. Hiermee voegt het lage gebouw zich in de middenschaal net als de Amerrank (vijf hoog) en woongebouw de Bosrand (vier hoog). Het hoogteaccent is bewust aan de zuidzijde van de kavel gepositioneerd. De schaal van de middelhoge gebouwen aan de Bosweg wordt gewaardeerd als ruimtelijke kwaliteit en een hoogteaccent op die plek zou die samenhang kunnen verstoren. Aan de zuidzijde krijgt het tegen de bosrand aan geplaatste hoogteaccent een natuurlijke groene omranding. De verbinding met de aangrenzende natuur is op deze plek optimaal; bewoners kijken aan drie kanten uit over het groen (zie ook de bijlage 1 HER). Het hoogteaccent aan de zuidkant is alzijdig ontworpen met aan iedere zijde een aantrekkelijk gevelbeeld met balkons en verdiepingsgrote openingen. Het gebouw is zo slank mogelijk ontworpen, met een prettige hoogte/breedte verhouding en een kleine footprint. Ter vergelijking: Woongebouw de Bosrand aan de overkant van de Zandbergenlaan heeft een grotere footprint dan de twee nieuwe gebouwen van de Amerhorst samen. Met name de doorwaadbaarheid en overzichtelijkheid van het gebied wordt door het opknippen en compact houden van de volumes bevorderd.

De stevige bebouwing rondom de nieuwe Amerhorst voorkomt een confrontatie qua schaal tussen het hoogbouwvolume en de laagbouw ten noorden van de Bosweg. Aan de zuidoostkant is een tussenschaal tussen de hoogbouw en de laagbouw niet aanwezig. Hier staat de hoogbouw circa 43 meter van ééngezinswoningen op het dichtste punt. Bestaande én nieuw te planten bomen vormen een buffer om de schaalsprong op te vangen, met name vanuit het oogpunt van uitzicht en privacy van de omwonenden. Vanuit het oogpunt van bezonning en schaduwwerking heeft de hoogbouw door de positie ten noordwesten van de laagbouw nauwelijks invloed op deze woningen

Het plan met de twee gebouwen zoals op genomen in de Hoogbouweffect rapport is getoetst door de stadsbouwmeester en akkoord bevonden. De stadsbouwmeester heeft ten aanzien van de aanvraag omgevingsvergunning het navolgende overwogen en geconcludeerd.

Besluit van de gemeenteraad
Voor het afwijken van het bestemmingsplan is een verklaring van geen bedenkingen (artikel 2.12, lid 1 onder a.3 Wabo) van de gemeenteraad nodig. De raad heeft die verklaring op PM verleend.

Hoofdstuk 6 Beleidskaders

Vanwege de geringe omvang van het project wordt (in het kort) alleen het gemeentelijk beleid opgenomen in deze ruimtelijke onderbouwing. Rijksbeleid speelt niet bij ontwikkelingen op deze schaal. Alleen voor wat betreft de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt ingegaan op het rijksbeleid.

3.2.1 Inleiding

Sinds 1 april 2021 werkt de provincie Utrecht met de Omgevingsvisie en de Interim Omgevingsverordening. De omgevingsverordening is per 1 januari 2024 inwerking getreden met de komst van de Omgevingswet. In de Omgevingsvisie zijn de integrale lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving van de provincie Utrecht vastgelegd. De Omgevingsvisie is een samenvoeging van onder andere de ruimtelijke structuurvisie, mobiliteitsvisie, natuurvisie en het bodem-, water- en milieuplan. In de Omgevingsvisie worden groen, water, energie, bebouwing, infrastructuur, cultuurhistorie en landelijke gebied in onderlinge samenhang bezien. De omgevingsvisie is zelfbindend voor de provincie Utrecht. Dit betekent dat de Omgevingsvisie alleen voor de provincie Utrecht verplichtingen schept. De uitgangspunten van de Omgevingsvisie zijn vertaald in de regels van de Omgevingsverordening. De normen en regels uit de Omgevingsverordening zijn wel bindend voor inwoners en de gemeente.


3.2.2 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening bevat op provinciaal niveau regels voor de fysieke leefomgeving. Hiermee zorgt de Omgevingsverordening ervoor dat de doelen en het beleid uit de provinciale Omgevingsvisie doorwerken naar derden.

Voor dit plan is de onderstaande instructieregel uit de Omgevingsverordening van belang:


Artikel 9.17 Instructieregel verstedelijking

1. Een omgevingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Stedelijk gebied kan regels bevatten voor verstedelijking.

2. Een omgevingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Stedelijk gebied kan bestemmingen en regels bevatten voor woningbouw mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de woningbouw past in het door gedeputeerde staten vastgestelde programma Wonen en werken;
b. de woningbouw leidt niet tot extra bodemdaling;
3. Een motivering van een omgevingsplan bevat een onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.


Programma Wonen en Werken

Het programma Wonen en Werken zoals dat op 5 oktober 2021 is vastgesteld door Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht, bevat een aantal kwalitatieve afspraken welke van toepassing zijn op nieuwe woningbouwlocaties. Deze afspraken zien op: integrale stedelijke kwaliteit, betaalbaarheid en beschikbaarheid, evenwichtige ontwikkeling van rood en groen en energie neutrale nieuwbouw, klimaat adaptatie en circulariteit. Daarnaast wordt in het programma voorzien in een grote kwantitatieve opgave. Met dit bestemmingsplan, waarin de bouw van zorgwoningen wordt mogelijk gemaakt, wordt bijgedragen aan de opgave zoals omschreven in het programma Wonen en Werken.

Voor wat betreft de integrale stedelijke kwaliteit geldt dat conform de geformuleerde uitgangspunten, zo efficiënt mogelijk omgegaan wordt met de beschikbare ruimte. Door intensivering op deze binnenstedelijke locatie te realiseren wordt invulling gegeven aan dit uitgangspunt.

Ook voor wat betreft de bereikbaarheid en duurzaamheid past onderhavige ontwikkeling in het beleid zoals vastgelegd in het programma Wonen en Werken.

Gelet op bovenstaande past de (her) ontwikkeling van de Amerhorst binnen het programma 'Wonen en Werken' van de provincie Utrecht.


Bodemdaling

Voor de gemeente Amersfoort geldt dat de bodem met name bestaat uit zand. Zand is minder gevoelig voor bodemdaling dan bijvoorbeeld klei/veenpakketten in het westelijk deel van de provincie Utrecht. De bodem is hierdoor niet dalinggevoelig en kan voor wat betreft de zettingsgevoeligheid worden aangemerkt als 'minst zettingsgevoelig' (zie bodemkaarten op webkaart.provincie-utrecht.nl). Op basis hiervan kan worden aangenomen dat de (her)ontwikkeling van de Amerhorst niet leidt tot extra bodemdaling.

Structuurvisie Amersfoort 2030 en Omgevingsvisie 2030-2040
In de Omgevingsvisie 2030-2040 wordt gekozen voor inbreiden boven uitbreiden en het versterken van de kracht en aantrekkelijkheid van bestaande woonwijken en buurten. het voorliggende plan voldoet daaraan.

Deltaplan wonen
De komende 20 jaar neemt het aantal huishoudens met 75-plussers in Amersfoort sterk toe, van ongeveer 7.300 naar 14.000. Dit betekent dat in 2040 zo’n 20% van de

Amersfoortse huishoudens 75-plusser is, bijna een verdubbeling dus. Daarmee ontstaat in Amersfoort een tekort aan woningen voor deze doelgroep (met en zonder zorgvraag).

Deze tekorten lopen in de tijd verder op. In 2040 wordt zonder toevoegingen een tekort in geclusterd wonen verwacht van 2.690 tot 3.840 woningen (onderzoek Companen, 2021). Voor de zware zorg wordt in 2040 een tekort verwacht van 840 tot 970 plekken (onderzoek Companen, 2021). Vanuit dit oogpunt is de ontwikkeling van Amerhorst zeer gewenst.

Kleinschalige woonvormen met zelfstandige eenheden 

Zorgaanbieders zien dat er in verzorgingshuizen een teruglopende vraag is naar ‘traditionele plekken’. Ondanks dat er tegelijkertijd een tekort is aan geclusterde woonvormen voor ouderen. Mensen vinden het fijn om een zekere mate van privacy te hebben en willen meer regie over hun eigen leven behouden, ook wanneer er een intensieve zorgvraag is. Het is dus niet verwonderlijk dat zorgaanbieders vaker kiezen voor geclusterd wonen, zodat bewoners in een eigen appartement wonen, meer contact met buren kunnen hebben en zelf de regie over hun leven hebben. Kleinschalige woonvormen zijn hierbij meer in trek dan grootschalige. Senioren willen zo lang mogelijk vitaal blijven, ertoe blijven doen en zorg uitstellen zolang dat kan.

Habion, Amaris en Vastgoed Zorgsector zetten in op zelfstandig wonen in een beschermde woonvorm waar bewoners in een eigen woning wonen, eventueel zorg ontvangen en waar zij elkaar kunnen ontmoeten.

In Amersfoort heeft ongeveer 60% van de senioren recht op een sociale huurwoning en er is ook behoefte aan vrije sector huurwoningen.

Doelgroepen 

De bewoners van de Zandbergenlaan e.o. vinden over het algemeen dat zij in een fijne buurt wonen. Zij voelen zich veelal ook betrokken bij hun woonomgeving. Met het toevoegen van vernieuwende concepten in de vorm van woningen in de sociale huur, het middensegment en de vrije sector voor ouderen, kan doorstroming worden gestimuleerd en worden huidige bewoners behouden voor de buurt en stad.

Uit de bredere analyse van de wijk blijkt dat de bewoners van omliggende eengezinswoningen relatief wat ouder zijn dan in de omliggende wijken. Het inbreidingsplan voor de Zandbergenlaan kan bijdragen aan de doorstroming van ouderen. De focus ligt op doorstroom van oudere bewoners uit de buurt.

Het voorgestelde gemengde programma voor wonen en zorg sluit goed aan bij de ambities van het Deltaplan Woonopgave Amersfoort met betrekking tot ouderenhuisvesting.

Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Artikel 3.1.6, tweede lid Bro luidt per 1 juli 2017 als volgt: De toelichting bij een bestemmingsplan (of in dit geval een projectbesluit) dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Als er aantoonbaar sprake is van een behoefte aan de betreffende voorziening, kan die worden gefaciliteerd. In het andere geval kan dat niet en moet die herontwikkeling worden uitgesteld tot het moment waarop de behoefte daaraan wel kan worden aangetoond. Ligt een plangebied of project in bestaand stedelijk gebied én voorziet de stedelijke ontwikkeling in een aantoonbare actuele marktbehoefte dan wordt voldaan aan de Ladder van Duurzame Verstedelijking.

Er ontstaat in Amersfoort een groot tekort aan zorgwoningen voor ouderen. Het aantal 75-plus huishoudens zal de komende twintig jaar meer dan verdubbelen, van circa 6.700 naar 14.000 in 2040 (Primos Prognose 2015). Op korte termijn ontstaat hierdoor een groot tekort aan geschikte woningen, gedeeltelijk ook door de mismatch tussen de actuele behoefte van de doelgroep en het beschikbare, soms verouderde aanbod. De herontwikkeling van de Amerhorst past helemaal in deze transitie: de te realiseren appartementen voorzien in de toekomstbestendige huisvesting voor 65-plussers.

Het programma van het plan voor de Amerhorst kan een belangrijke sleutel vormen bij het oplossen van de opgave van wonen met zorg in Amersfoort. Beschikbaarheid van
functioneel geschikte woningen met zorg in een levensloopvriendelijke omgeving zal de komende jaren cruciaal blijken voor de inwoners van Amersfoort. De herontwikkeling van de Amerhorst verdient vanuit dat oogpunt hoge prioriteit. en laat zien dat voldaan wordt aan de eisen vanuit de Ladder van Duurzame Verstedelijking

Nota parkeernormen Amersfoort
In de gemeentelijke Nota Parkeernormen Amersfoort zijn parkeernormen opgenomen. Parkeernormen worden gebruikt om te berekenen hoeveel parkeerruimte nodig is. De normen zijn alleen van toepassing op (nieuwe) ontwikkelingen waarvoor een omgevingsvergunning vereist is. Het gebruik van juiste parkeernormen draagt bij aan een goed leef- en woonklimaat. Voldoende parkeerplaatsen voorkomen parkeeroverlast.
In afwijking van de parkeereis van 101 parkeerplaatsen (op basis van de gemeentelijke parkeernormen) kan vooralsnog worden volstaan met 90 parkeerplaatsen (51 op eigen terrein, 39 in de openbare ruimte, die 39 worden nu ook al gebruikt, dus leiden niet tot een extra ruimteclaim). Daarbij moet worden aangetoond dat op eigen terrein nog voldoende ruimte aanwezig is om, als dit toch noodzakelijk blijkt, 11 aanvullende parkeerplaatsen volgens de parkeereis te kunnen realiseren. Het ontwerp voor de inrichting van de openbare ruimte laat zien dat mogelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.OV00109-0201_0005.png"

Tabel 1: Parkeereis bij het beoogde programma

Een gebouwde parkeervoorziening (ondergronds of halfverdiept parkeren) voor de vrije huur appartementen is financieel niet haalbaar. Habion realiseert in haar complexen geen ondergrondse parkeervoorzieningen meer, omdat de praktijk leert dat die meestal leeg staan, gezien het beperkte autogebruik van de doelgroep (senioren met een zorgvraag).Die doelgroep heeft een beperkt budget en kan/wil daarom geen extra huur betalen voor een ondergrondse parkeerplaats.

Conclusie beleid
Voorliggend project maakt het bouwen van twee nieuwe gebouwen ten behoeve van de Amerhorst mogelijk. Het bouwen van deze zorgwoningen binnen de bestaande wijk past binnen de verschillende beleidskaders. Vanuit deze kaders zijn er geen belemmeringen voor het project.

Hoofdstuk 7 Omgevingsaspecten

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de omgevingsaspecten besproken die van belang zijn voor het projectgebied. Vanwege de beperkte ontwikkeling ten opzichte van de geldende planologische mogelijkheden is ook de omvang van dit hoofdstuk beperkt.

7.2 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de luchtkwaliteitseisen opgenomen. Daarnaast zijn eisen opgenomen in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekende mate bijdragen (Regeling NIBM). In die laatstgenoemde regeling is een lijst met categorieën van (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouw geldt dat projecten van meer dan 1500 woningen (bij één ontsluitingsweg) in betekenende mate (kunnen) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Het voorliggende project omvat 76 woningen, zodat kan worden vastgesteld dat er sprake is van een ontwikkeling die niet in betekenende mate bijdraagt. Daarmee vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van de projectlocatie.

7.3 Geluid

Voor het voorliggende project is verkeerslawaai relevant. Er is een akoestisch onderzoek gedaan (Aelmans rapport nummer: M182881.001.R2/JME 22 mei 2023). Dat onderzoek is toegevoegd aan de bijlagen bij deze onderbouwing, zie bijlage Geluid wegverkeer. In het akoestische onderzoek wordt overwogen dat nabij de projectlocatie enkele drukke wegen liggen. Daarom moet de nieuwe situatie worden beoordeeld aan de hand van de Wet geluidhinder, de Wet ruimtelijke ordening en het gemeentelijke geluidbeleid. Doel van het akoestisch onderzoek is om te bepalen wat de geluidsbelasting is voor zover deze wordt veroorzaakt door het relevante wegverkeer.

Wegverkeer 

Ten gevolge van het wegverkeer op de gezoneerde weg Bosweg wordt op geen enkele gevel van de zuidelijke nieuwbouw de voorkeursgrenswaarde, zijnde 48 dB overschreden. De geluidbelasting als gevolg van wegverkeer op de gezoneerde weg Bosweg overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevels van gebouw A (noordelijke nieuwbouw) met maximaal 3 dB. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor nieuwbouwwoningen en gebouwen met een gezondheidszorgfunctie in stedelijk gebied wordt echter nergens overschreden. Daarom is het mogelijk om een ontheffing hogere waarde aan te vragen bij de gemeente indien er overwegende bezwaren zijn de geluidbelasting door overdrachts- en bronmaatregelen terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde.

Industrielawaai 

Voor de beoordeling of sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat (een aanvaardbaar woon- en leefklimaat) bij de nieuwe gevoelige bestemmingen in de nabijheid van de basisschool en de tennisvereniging zijn de in de omgeving optredende geluidniveaus in kaart gebracht en getoetst aan de geluidgrenswaarden zoals opgenomen in de VNG brochure "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009.

Uit de resultaten van de berekeningen, die in het kader van het akoestisch onderzoek Amershorst te Amersfoort zijn uitgevoerd kan worden geconcludeerd dat de maximale geluidhinder voldoet aan de VNG-Publicatie. Voor de langetijdgemiddelde geldt dat niet overal wordt voldaan aan stap 2 uit de VNG-Publicatie, zijnde 50 db(A) etmaalwaarde voor gemengd gebied. Wel wordt voldaan aan stap 3 voor gemengd gebied.

Beoordeling cumulatief geluidniveau

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de cumulatie bepaald van alle gemodelleerde geluidbronnen. Ter bepaling van de milieukwaliteit in de omgeving is deze gecumuleerde waarde getoetst aan de 'methode Miedema'. Op gevel noord en oost van de noordelijke nieuwbouw en op gevel oost van de zuidelijke nieuwbouw ligt de gecumuleerde waarde tussen 56 en 57 dB waarmee gesteld kan worden dat er sprake is van de kwalificatie 'matig'. Dit betekent dat er gekeken dien te worden of maatregelen mogelijk zijn. Daar maatregelen aan de bron en overdrachtsmaatregelen op overwegende bezwaren stuiten van uitvoerbaarheid en financiële aard, dient de oplossing gezocht te worden in geluidwerende maatregelen in de gevels.

Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen is een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd en is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Gelet op het voorgaande vormt de geluidbelasting geen belemmering voor de in dit plan besloten ruimtelijke ontwikkeling.

De procedure om te komen tot de vaststelling van de hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder wordt tegelijkertijd met de (uitgebreide) procedure voor het verlenen van de omgevingsvergunning voor de woningen gevolgd. In de bijlagen bij deze onderbouwing is het (concept)besluit hogere grenswaarden volgens de Wet geluidhinder opgenomen met de bijbehorende gegevens (formulier hogere grenswaarden en akoestisch onderzoek d.d. ). Na een onherroepelijk besluit over het verlenen van hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder vormt het aspect geluid geen belemmering meer voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van de projectlocatie.

7.4 Bodem en Niet Gesprongen Explosieven

Bodem 
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening moet onder meer een onderzoek worden gedaan naar de bodemgesteldheid van het projectgebied. In 2021 is conform het Besluit Bodemkwaliteit de Nota bodembeheer gemeente Amersfoort 2021-2031 vastgesteld. Dit bodembeheerplan bevat onder meer een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan voor de gehele gemeente. Op basis van deze bodemkwaliteitskaart ligt het projectgebied in een zone met bodemfunctieklasse 'wonen'. De ontgravingsklasse voor zowel de bovengrond als de ondergrond is 'industrie'. Gelet op het bovenstaande dient de toepassing te voldoen aan klasse 'wonen'.

Voor de projectlocatie is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd conform de geldende richtlijn. Dat onderzoek (Van Dijk, Geo- en milieutechniek bv d.d. 31 maart 2021) is toegevoegd aan de bijlagen bij deze ruimtelijke onderbouwing. Uit het onderzoek blijkt dat in de bovengrond plaatselijk lood en PCB licht verhoogd zijn aangetoond. In de ondergrond zijn koper, kwik, lood, zink en PCB licht verhoogd aangetoond en in het grondwater zijn barium en som dichlooretheen licht verhoogd aangetoond. De resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek. Er zijn geen beperkingen voor het verlenen van de vergunning voor de bouw van de drie woningen ter plaatse.

Niet Gesprongen Explosieven
De gemeente Amersfoort heeft een historisch onderzoek laten uitvoeren naar de risico's van de aanwezigheid van NGE binnen de gemeentegrenzen. Hieruit blijkt dat weliswaar op veel plaatsen in de stad een risico bestaat om NGE aan te treffen uit de Tweede Wereldoorlog, maar de Zandbergenlaan 44 heeft geen hoog of verlaagd risicoprofiel voor NGE. Op dit punt zijn dan ook geen nadere maatregelen nodig. Daarmee vormt het aspect NGE geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van de projectlocatie.


afbeelding "i_NL.IMRO.0307.OV00109-0201_0006.png"

Afbeelding 5: Bodembelastingkaart niet gesprongen explosieven

7.5 Externe veiligheid en Bedrijven en Millieuzonering

Externe Veiligheid

Met de ontwikkeling wordt geen Bevi-inrichting gerealiseerd. Zware ongevallen of rampen zijn door de ontwikkeling niet te verwachten.

Conform de risicokaart zijn in de omgeving geen risicovolle inrichtingen aanwezig. In de omgeving van het plangebied is geen sprake van het transport van gevaarlijke stoffen over wegen. Ook zijn er geen buisleidingen aanwezig met gevaarlijke stoffen. Ten aanzien van het aspect externe veiligheid zijn er geen significante negatieve effecten te verwachten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.OV00109-0201_0007.png"

Afbeelding 6: Uitsnede risicokaart

Bedrijven en Milieuzonering

Voor onderhavig project dient te worden getoetst of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen veroorzaakt voor bestaande functies in de omgeving en of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen ondervindt als gevolg van de milieuhinder van naburige bedrijven en/of bedrijvigheid.

Woningen zijn gevoelige objecten, zelf zorgen ze niet voor overlast op de omgeving. Andersom moeten woningen gezien hun gevoelige functie wel beschermd worden voor overlast gevende functies. In een omtrek van 100 meter om de planlocatie is geen bedrijf aanwezig met een milieucategorie 3.1. De richtafstand tot deze bedrijven is in gemengd gebied 30 meter. De bedrijven bevinden zich dus op voldoende afstand van de planlocatie (zie Aanmeldnotitie m.e.r. Amersfoort – de Amerhorst 16)

De planlocatie bevindt zich op een afstand van 240 meter tot de dichtstbijzijnde bedrijfsbestemming. Betreffende een categorie 1 bedrijf: De richtafstand tot een bedrijf in categorie 1 betreft 10 meter. Het bedrijf bevindt zich hiermee op een voldoende afstand van de planlocatie.

De planlocatie bevindt zich op 90 meter afstand van kantoren. Kantoren vallen onder milieucategorie 1. De richtafstand is 10 meter. De kantoren hebben dus voldoende afstand tot de planlocatie.

Gelet op het voorgaande vormen de milieubelastende functies vanuit het oogpunt van milieuzonering geen belemmering voor de in dit plan besloten ruimtelijke ontwikkeling. Andersom leidt bouw van de woningen niet tot milieutechnische problemen voor de omliggende milieugevoelige functies (zie bijlage 4 Milieuzonering).

Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

7.6 Flora en fauna


Soortenbescherming

Er is een quickscan Wet natuurbescherming en vleermuisonderzoek gedaan (zie bijlage 6 Quick scan ecologie). De conclusie hiervan was dat er aanvullend onderzoek uitgevoerd moest worden naar vleermuizen. De planlocatie bleek verder mogelijk geschikt leefgebied voor algemene zoogdieren, amfibieën, insecten en broedvogels welke niet beschermd zijn (behoudens de Algemene zorgplicht) onder de Wet natuurbescherming, zie bijlage 6. Voor het vernietigen van deze verblijfplaatsen en het treffen van maatregelen om schade aan de hier verblijvende vleermuizen te voorkomen is een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming noodzakelijk. Een ontheffing Wet natuurbescherming is op 25 maart 2021 verleend.

Gebiedsbescherming 

De locatie ligt op voldoende afstand van Natuurnetwerk Nederland om uit te sluiten dat er negatieve effecten optreden. Een mogelijke uitzondering daarop is grensoverschrijdende stikstofdepositie. Daarom is er een stikstofdepositieberekening uitgevoerd met de AERIUS-calculator (Bijlage 9). De gebruikersfase en de realisatiefase (verdeeld over twee jaar) zijn in beeld gebracht. Er zijn geen rekenresultaten gevonden hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Er ontstaan door de gewenste ontwikkeling geen strijdigheden met de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebied. Er vindt geen stikstofdepositie plaats op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.

Er zijn binnen het plangebied verblijfplaatsen voor dwergvleermuizen aangetroffen. Voor het vernietigen van deze verblijfplaatsen en het treffen van maatregelen om schade aan de hier verblijvende vleermuizen te voorkomen is een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming noodzakelijk. Een ontheffing Wet natuurbescherming is verleend en de benodigde maatregelen zullen worden getroffen. De aanbevelingen uit het aanvullend onderzoek worden overgenomen.

Wet natuurbescherming - stikstofdepositie
Als een activiteit of project stikstofneerslag kan veroorzaken op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, moet de initiatiefnemer van de activiteit onderzoeken of en zo ja welke effecten er zijn op het natuurgebied. Dit speelt bijvoorbeeld bij woningbouwprojecten en de ontwikkeling van bedrijvigheid. Om te voorkomen dat voor ieder individueel project dit onderzocht moet worden heeft de gemeente Amersfoort in 2021 laten onderzoeken voor welke woningbouwprojecten uitgesloten is dat dit een significante toename van stikstofdepositie tot gevolg heeft. In november dit jaar heeft de Raad van State geoordeeld dat ook de stikstofdepositie in de bouwfase berekend moet worden. Hierop is het onderzoek uit 2021 geactualiseerd en daaruit blijkt dat er bij bouwprojecten tot 40 grondgebonden woningen of 50 appartementen geen negatieve effecten zijn. Burgemeester en wethouders van Amersfoort hebben op 13 december 2022 besloten dat projecten die binnen deze bandbreedte liggen niet getoetst hoeven te worden op de effecten van stikstofdepositie. Dit geeft duidelijkheid voor de aanvrager en voorkomt vertraging.
Daarmee vormt het aspect stikstofdepositie geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van de projectlocatie (zie bijlage 8 Stikstof).

7.7 Watertoets

Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is een van de pijlers van het "Waterbeleid voor de 21e eeuw", waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.

Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is het standstil beginsel een minimale voorwaarde. Dit beginsel houdt in dat er door de ontwikkeling geen verslechtering van de waterhuishouding ontstaat.

Om het voornemen te toetsen aan het waterbeleid, is een waterparagraaf opgesteld. In de waterparagraaf is inzichtelijk gemaakt wat het verhard oppervlak in de huidige situatie is en het verhard oppervlak in de nieuwe situatie. Hieruit blijkt dat het verhard oppervlak afneemt en het groenoppervlak toeneemt met circa 440 m2.

Om invulling te geven aan de ambitie van gemeente Amersfoort, dienen voorzieningen aangelegd te worden waarmee de waterhuishouding voldoet aan de gestelde richtlijnen. Het regenwater binnen het plangebied wordt opgevangen en geïnfiltreerd middels een infiltratie en transport riool (hierna IT-riool) voorzien van een waterbergend pakket onder de rijbaan. Geadviseerd wordt het waterbergend pakket uit te voeren met een hardsteen pakket zoals Grauwacke. Gezien het hellend maaiveld is het van belang dat het waterbergend pakket gecompartimenteerd wordt aangelegd. Een roosterdeksel op het laagste punt van het systeem dient als noodoverloop.

Er wordt tevens voldaan aan de algemene aandachtspunten vanuit het waterschap Vallei en Veluwe en de gemeente Amersfoort (zie bijlage 11 Water).

7.8 Duurzaamheid

Op het gebied van de thema's energie, circulariteit en klimaatadaptief bouwen heeft Amersfoort hoge ambities als er nieuwbouw wordt gerealiseerd. Door het ondertekenen van het Convenant Duurzame Woningbouw op 29 september 2022 worden alle nieuwbouw woonprojecten gestimuleerd om te bouwen binnen de kaders van dat Convenant. In het voorliggende project worden de duurzaamheidsambities als volgt gerealiseerd.

Energie

Een lage energievraag draagt bij aan zowel duurzaamheid als betaalbaarheid voor de toekomstige bewoners. In het bouwplan wordt ingezet op goede isolatie, die hoger is dan de in het Bouwbesluit voorgeschreven eisen. De goede isolatie is een goede indicator voor het verlagen van de energievraag. De geoptimaliseerde isolatiewaarden in het project zijn als volgt: Voorgevels Rc = tussen 4,7 a 5,0 m2K/W; dakisolatie tussen 6,3 a 10 m2K/W en vloerisolatie is 5,0 m2K/W.
De tweede voorwaarde voor een energiezuinige woning is een efficiënt en fossielvrij energieconcept. De woningen worden in het project verwarmd door middel van een warmtepompinstallatie (lucht). De buitenunits worden buiten het zicht van de straat op het plattedak geplaatst. Op deze locatie is ook het minste last van geluid. De daken worden verder zo optimaal mogelijk benut voor het aanbrengen van zonnepanelen. Hier wordt per woning 8 m2 Triple solar PVT 380 aangelegd. Met deze PVT panelen is het mogelijk een woning op duurzame wijze van elektriciteit maar ook warmte en warm tapwater te voorzien. De woningen worden voorzien van een balansventilatie zodat ook weinig warmte verloren gaat.
Amersfoort hanteert BENG3 indicator als energieneutraliteit indicatie. In dit project is een aandeel van de hernieuwbare energie van 80%. Om BENG3 van 100% te realiseren en daarmee energieneutraal te zijn, wordt aan de toekomstige bewoners de optie aangeboden om het PVT systeem tot 100% uit te breiden.


Circulariteit
De Milieuprestatie Gebouwen (MPG) is een indicator van de milieubelasting van materialen in een gebouw. Hoe lager de MPG, hoe duurzamer het materiaalgebruik en hoe duurzamer het gebouw. Een MPG-score is verplicht bij een aanvraag omgevingsvergunning. Sinds 2021 geldt de landelijke grenswaarde van maximaal 0,8 voor nieuwe woningen. Deze wordt de komende jaren stapsgewijs aangescherpt tot 0,5 in 2030. De gemeente Amersfoort heeft via het Convenant Toekomstbestendige Woningbouw de ambitie om minstens de score brons (= MPG van 0,75) te halen. Het voorliggende plan haalt niveau brons en voldoet aan de uitgangspunten.


Klimaatadaptatie
Er worden verschillende maatregelen getroffen om te komen tot een klimaatadaptief plan. Er komen groene daken, de parkeerplaatsen zullen met een deels open oppervlak worden aangelegd. Ook zal er een groene inrichting komen rondom de gebouwen. De gehele beschrijving van de te treffen maatregelen is te vinden in bijlage 12.

7.9 (Vormvrije) M.e.r.-beoordeling

Het voorgenomen project ligt ruim beneden de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. Er is dan ook geen sprake van de wettelijke plicht een uitgebreide mer-procedure te doorlopen. Hoewel geen sprake is van een wettelijke verplichting voor het doorlopen van een uitgebreide mer-procedure en een mer-beoordeling zou op grond van de Wet milieubeheer een vormvrije mer-beoordelingsplicht van toepassing kunnen zijn. In het Besluit m.e.r. is geen ondergrens opgenomen, maar er moet wel sprake zijn van een stedelijk ontwikkelingsproject. Dat is afhankelijk van de ruimtelijke impact die het plan heeft ten opzichte van de omgeving.

In het voorliggende geval is die met de (her)bouw van zorgwoningen zo beperkt, dat kan worden gesteld, dat er geen sprake van een 'stedelijk ontwikkelingsproject'. Weliswaar is sprake van een toename/ verschuiving van de bebouwingsmogelijkheden en verandert het gebruik van het perceel, maar het ruimtebeslag is relatief klein. Hieruit volgt dat het project niet kan worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject en behoeft er geen reguliere of vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd (zie bijlage 13 Aanmeldnotitie MER).

7.10 Archeologie en cultuurhistorie

Op basis van het geldende bestemmingsplan wordt de projectlocatie beschouwd als een gebied met een middelhoge archeologische verwachting en zijn de gronden (mede) bestemd voor Waarde-Archeologie 3. Op basis van deze dubbel bestemming is een archeologisch onderzoek benodigd indien de bodemingrepen dieper zijn dan 30 cm en de totale oppervlakte van het bouwplan meer bedraagt dan 500 m2.

Archeologische waardevolle gebieden

Binnen het plangebied bevinden zich geen wettelijk beschermde archeologische monumenten of bekende archeologische waarden. Wel zijn er archeologische verwachtingen.

Archeologische verwachtingen

Het plangebied ligt in een gebied dat op de geomorfologische kaart en op de bodemkaart niet gekarteerd is vanwege de daar aanwezige bebouwing. De hoogte van het maaiveld loopt naar het zuidenoosten toe flink af. Er is een middelmatige verwachting op het voorkomen van resten van jagers-verzamelaars en boeren. Binnen een straal van 500 meter zijn geen vindplaatsen bekend. Twee vondstmeldingen uit de buurt van het plangebied (een beeldje uit de Nieuwe Tijd en een stuk bot) leveren geen specifieke informatie over de archeologische verwachting. Op de kadastrale minuutplan uit 1832 is te zien dat het gebied in gebruik was als bouwland. Net ten zuiden liep de toegangsweg tot landgoed Zandbergen dat net ten westen van het plangebied lag. Vanaf de jaren 1960 is het terrein bebouwd geweest (is de te slopen huidige bebouwing).

Wanneer de oppervlakte en de locatie van de nieuwbouw wordt vergeleken met de oude bebouwing valt op dat in het noordelijke deel een smalle strook mogelijk ongeroerde grond overblijft. In het zuiden gaat het eveneens om een geringe oppervlakte (circa 400m2). De middelmatige verwachting in combinatie met de relatief geringe nieuwe verstoring van de ondergrond maakt dat voorafgaand aan de werkzaamheden binnen het plangebied Amerhorst geen archeologisch onderzoek hoeft plaats te vinden.

Er geldt dus een ontheffing van archeologisch onderzoek. Aangezien het echter nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens grondverzet een archeologische 'toevalsvondst' wordt gedaan,is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de Gemeente Amersfoort, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen daarmee geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van de projectlocatie .

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Financiële uitvoerbaarheid

De herontwikkeling van de Amerhorst is een ontwikkeling van Habion. De gemeentelijke kosten verbonden aan het faciliteren van dit initiatief worden bij de initiatiefnemer in rekening gebracht (kostenverhaal). Het kostenverhaal wordt vastgelegd in een anterieure overeenkomst. De kosten tot aan het sluiten van de anterieure overeenkomst worden verhaald met een plankostenbrief.

8.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.2.1 Overleg

Op grond van de artikelen 6.18 Bor en 3.1.1. Bro wordt over een project overleg gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Bij voorliggend plan zijn geen belangen van andere gemeenten, waterschappen, provincie of Rijk in het geding. Het overleg met hen is daarom achterwege gelaten.

Participatie

In de fase van de kaderstelling zijn de plannen naar aanleiding van de participatie met omwonenden op een aantal onderdelen gewijzigd. De belangrijkste:

- Gebouw A is gespiegeld, waardoor de tuin aan de Zandbergenlaan komt en daarmee meer openheid creëert in de Zandbergenlaan. De afstand tot de Bosrand is daarmee groter geworden.

- Habion heeft onderzocht of het mogelijk is om aan de vraag naar zorgwoningen te voldoen met minder bouwvolume. Voor gebouw B bleek dit niet mogelijk, maar voor gebouw A wel: dat is nu ontworpen met een gebruiksoppervlak van 53 m2 per appartement (was 60 m2). Hiermee neemt het volume van gebouw A met 1.350 m3 af en wordt het mogelijk om de 11 extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren en groen op eigen terrein toe te voegen.

- Gebouwen A en B zijn verschoven op de plot, waardoor de gebouwen verder van de omliggende bebouwing komen te liggen.

Ondanks deze aanpassingen hadden omwonenden nog steeds bezwaren tegen de plannen.De uitwerking van de kaders, met inachtneming van het raadsbesluit van maart 2022, betekende een nieuwe fase in het participatieproces. Ook hierbij zijn omwonenden actief betrokken, in de vorm van ‘gangmakers’-bijeenkomsten. Bij deze bijeenkomsten waren niet alleen omwonenden aanwezig maar ook potentiële gegadigden voor een woning in de nieuwbouw. Bij de uitwerking van de nieuwbouw zijn de plannen naar aanleiding van de participatie gewijzigd: voor meer privacy van de bewoners van de Bosrand zijn bij gebouw A de balkons ter plaatse van de woningen komen ter vervallen en zijn de huiskamers met bijbehorende buitenruimtes naar de noordkant van gebouw A verplaatst. Hier is de afstand tussen nieuwbouw en de Bosrand het grootst.

8.2.2 Terinzagelegging

PM